naar de ogen, die afwezig waren als altijd en hij wist, dat hij haar zijn verdriet bekend zou hebben, als ze maar niet doof was geweest. Hij kon toch niet gaan schreeuwen!
Intussen naderde de vier en twintigste, de dag, waarop zijn huwelijk zou zijn gesloten. Wanneer hij eraan dacht, maakte een schrik zich van hem meester, werd het hem benauwd, voelde hij zich een gekooide vogel, die uit moest vliegen, maar het niet meer kon en er nu alleen nog maar naar verlangde, dat er iemand zou komen, die een doek over zijn kooi zou leggen, een doek, die de brutaliteit van de wereld en van het daglicht buitensloot.
De twintigste December wist hij, dat hij het niet langer kon verdragen, dat hij moest vertrekken. Hij besloot naar Darley Square nr. 50 te gaan. Des middags pakte hij zijn koffer. Kleren zocht hij bijeen, wat oude dingen, waaraan hij nog gehecht was en levensmiddelen voor een paar dagen. Toen schreef hij een brief aan zijn ouders, waarin hij hen van zijn vertrek op de hoogte stelde en in een paar woorden sprak over de reden van zijn misschien zonderling gedrag. Hij gebood hen uitdrukkelijk