in de luchtbel van de droom kan de mens gelukkig zijn, die ziek is van het leven. Intussen heeft de lezer al een paar relaties gelegd tussen Herman en Johan Daisne: beiden hebben dezelfde voornaam, zijn geboren op 2 september, schrijven boeken, houden van films, wonen in Gent, zijn wat ziekelijk, hebben een moeder met dezelfde voornaam en een zoon van dezelfde leeftijd. Bovendien is de Daisne die in 1956 naar Carinthië reisde even oud, haast 44, als Herman. Ook hebben beiden hun boek pas na de reis in een definitieve vorm gegoten.
Maar dan ontmoet Herman de Duitse brunette Monika. In en vanaf hoofdstuk 4 gebeurt een toenemende symbiose tussen droom en werkelijkheid. Een van Hermans geliefde motieven, het motief van de film Summer madness, wordt nu omgekeerd. In de film vlucht Katherine Hepburn, na een korte liefdesvakantie in Venetië, plotseling weer weg, ‘om tenminste mijn droom te redden’. In deze vlucht uit het leven herkent Herman zichzelf, maar hij wil de rollen omkeren: hij zal zijn verblijf in Carinthië langer maken dan voorzien om niet te moeten betreuren ‘misschien een beetje werkelijkheid te hebben gemist’.
Het evenwichtsmoment tussen droom en werkelijkheid bevindt zich in hoofdstuk 5. Herman, die zijn dagboek als heilverweer eigenlijk zou kunnen beëindigen - vermits het leven zelf hem nu voldoende droom geeft, wil blijven schrijven. Mocht Monika iets overkomen, dan blijft alleen het boek over Monika nog over: ‘Monika, het leven, het papier - het moet alles samengaan, of het is niet. Die de harmonie verbreekt, verbreekt nu eenmaal het geheel en de delen. Terwijl met Einbildung, en dat is desnoods in weemoedige herinnering, alles gered blijft’. Herman schrijft dus over Monika, over zijn vleesgeworden droom. Lieve details sijpelen het knorrige dagboek binnen: Monika die voor zijn zoontje Hempie een chocoladen paddestoeltje meebrengt; Monika die met Hempie aan een fontein perziken afspoelt... Monika is wel degelijk aanwezig in zijn leven, in geuren en kleuren, van vlees en bloed: ‘Jij bent mijn gondelzang, mijn summer madness, en je ruikt zo heerlijk, - en zoende haar teder in de hals’. Herman houdt van alles aan Monika. Zij is ongehuwd, bijna dertig, en in staat ‘om het aangezicht der wereld te veranderen’. Voor Herman gaan voor het eerst verliefdheid en wijsheid samen. Maar of droom en realiteit te verzoenen zijn, daar blijft hij - nu hij Monika nog maar een week kent - aan twijfelen. ‘Als Monika niet is watje hebt gedroomd - wel, denk aan verleden week, toen je nog niet eens wist dat ze bestond: je verliest niets, en hebt nog een droom gewonnen’. Te meer daar ook Hermans eerste liefde, die tot Ernee, nu haast twintig jaar geleden, ook niet duurzaam was, en dus ook maar een kortstondige droom. Herman vermeldt een novelle die hij aan die eerste liefde heeft gewijd: Renée. Opnieuw wordt de relatie tussen Herman en Daisne duidelijk. Ook Daisne publiceerde in 1940, en dus haast twintig jaar voor
Grüsz Gott, een gelijknamige novelle. Bovendien is Ernee (re-natus) de hoofdfiguur uit Lago Maggiore, waarvan