André Delvaux Een filmatisch verbond
‘De muze is geen delfstof, geen vloeistof geen gas - zij heeft “onze” gedaante, “ons” hart, “onze” geest. Delvaux heeft ze met vrucht bezocht. Hun kind is me dierbaar.’
Johan Daisne
‘In 1948 ontmoette ik Johan Daisne in de Vlaamse Klub te Brussel, waar hij voor ons, studenten in de Germaanse filologie, een lezing hield over “wat is een persoonlijke bibliotheek?”. Zijn even tevoren verschenen De man die zijn haar kort liet knippen scheen ons, studenten van “Geen taal, geen vrijheid”, een verwarrend mooi boek. Waarom het mij zo diep getroffen had, was ik toen niet in staat duidelijk te formuleren. Vijftien jaar later stelde de Filmdienst van de BRT me in de mogelijkheid een speelfilm te draaien. De man had ik mij doorgewerkt: de verfilming zou me misschien toestaan essentiële vragen te stellen op een gepaste wijze, wat ook een manier van antwoorden is. Vragen stellen: dat scheen in de film het voornaamste. Wie is Miereveld, die tevens God-fried heet? Wie is Fran? Waarom werkt de schoonheid zo vernietigend? Waarom komt Govert pas tot bewustwording wanneer hij in volkomen afzondering de nederigheid ontdekt? In de film blijft, evenals in Daisnes roman, het slot open. Zoals Govert het zegt: de waarheid is twee- of meerledig.’
Tot zover André Delvaux, naar aanleiding van de verfilming van De man die zijn haar kort liet knippen.
Deze getuigenis bewijst overvloedig hoe dicht de student en later de cineast Delvaux bij de gevoelswereld van Daisne stond: een verwantschap waar de cineast zich emotioneel van bewust was, maar die hij toen, bij de aanvang van zijn filmcarrière, moeilijk duiden kon, en waarvan zijn filmografie uiteindelijk de beste uitdrukking wordt. André Delvaux heeft immers dit met Johan Daisne gemeen, dat ook hij gelooft in het filmmedium als uitdrukkingsvorm van de spanningen van de innerlijke gevoelswereld van de mens. De overtuiging dat film ‘alles’ kon uitdrukken en dan vooral dat wat niet direkt voelbaar of tastbaar is, lag aan de basis van Daisnes filmliefde: zijn filmatiek; diezelfde overtuiging lag aan de grondslag van Delvaux' levenskeuze cineast te worden. In de Duitse expressionisten (Pabst, Murnau, Von Sternberg) hadden beiden een voedingsbodem voor hun omgaan met film gevonden: film toonde hier immers het magische in het leven, verhelderde hoe krachten, die de mens niet beheerst, op elkaar inwerken. Dit magisch-realistische spanningsveld werd (tot nog toe) door Delvaux in vier langspeelfilms gevat, waarvan de eerste twee rechtstreeks naar Daisne refereren, vermits de cineast de thematiek van deze films bij de schrijver leende. Delvaux' keuze van De man