Antonin van Elslander Herman Thiery, lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en van de Commissie voor Advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde
Herman Thiery werd door de Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in haar vergadering van 21 juni 1967 verkozen ter vervanging van Herman Teirlinck, overleden op 4 februari van dat jaar, welke verkiezing bekrachtigd werd bij Koninklijk Besluit van 30 juni 1967. In de openbare vergadering van 25 oktober werd hij als lid begroet door Raymond Herreman, waarop hij dan zelf hulde bracht aan zijn voorganger Herman Teirlinck. Beide teksten werden opgenomen in de Verslagen en Mededelingen 1967 van de Academie, respectievelijk pp. 662-666 en 667-673.
Herman Thiery overleed te Gent op 9 augustus 1978. Tijdens de vergadering van 18 oktober werd de rouwhulde van voorzitter P.G. Buckinx, die afwezig was, door mij voorgelezen.
Tijdens zijn meer dan tienjarig lidmaatschap van de Academie trad Herman Thiery weinig op de voorgrond en zijn aandeel in haar werkzaamheden is eerder bescheiden gebleven. Lid van de Vaste Commissies voor Moderne Letteren en Cultuurgeschiedenis, woonde hij de maandelijkse commissievergaderingen, die in de voormiddag worden gehouden, slechts zelden bij, behalve dan wanneer deze werden vervangen door een literair salon, een initiatief van vaste secretaris Maurice Gilliams om de literatoren onder de leden gelegenheid te bieden te spreken over en voor te lezen uit eigen werk. Zo was Herman Thiery aanwezig op de literaire salons van Raymond Herreman (20 maart 1968), Paul Lebeau (17 februari 1971), Bert Decorte (22 november 1972) en hield hij zelf een literair salon op 15 april 1970. Hij sprak er over zijn Filmografisch lexicon der wereldliteratuur, las een kort opstel over La Dame aux Camélias, zestigste filmjaar van een schone slaapster en droeg tot slot enkele recente eigen gedichten voor.
Verder werd door het bestuur ook gepoogd Herman Thiery in de werking van de Academie te betrekken door hem aan te duiden als commissie- of jurylid, maar meestal bedankte hij of wenste hij als zodanig te worden vervangen. Wel was hij eenmaal lid van de keurraad voor een prijsantwoord over De poëtiek van Johan Daisne. Theoretische analyse en toepassing in enkele van zijn voornaamste werken. Zijn kort verslag als derde beoordelaar over de ingezonden verhandeling van Mej. Christiane van de Putte is afgedrukt in de Verslagen en Mededelingen van 1975, pp. 170-171. De studie zelf werd achteraf grondig om- en bijgewerkt en verscheen in 1979 onder de titel De Magisch-Realistische Romanpoëtica in de Nederlandse en Duitse Literatuur.