Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
□ Geestelijke wraaknemingHet is onmogelijk de schriftuur van Lieve Jongens, het boek dat zeer spoedig op De Taal Der Liefde volgt, te begrijpen als je het Van der Deckenverhaal niet ziet als een sleutelverhaal. Al wat de homoseksualiteit in de weg staat, wordt opgeruimd. Nooit eerder vertoonde een reviaans boek een dergelijk proselitisch karakter. Eigenlijk sluit Van het Reve de kring die hij bij de aanvang van zijn boek had geopend: aanvankelijk leek het er op dat hij, door aanvaarding van de zondeGa naar eindnoot(342), zijn houding had vermenselijkt. Het had er alle schijn van dat de schrijver, door de humanisering van zijn homoseksualiteit, het ik-bevroren narcisme had doorbroken. In het Van der Decken-personage deshumaniseert hij opnieuw en wijst hij de zonde af. Daarmee is de thematische kern van dit derde Reve Boek sinds 1963 verklaard. En meteen ook de titel: De Taal Der Liefde kan geen andere dan de homoseksuele taal & liefde zijn. Vandaar ook, als contrastwerking, het functionele aspect van het epistolaire hoofdstuk: daarin roept hij, meer dan eens, zijn heteroseksueel verleden op. Dit verleden is onherroepelijk afgeschreven. Op zeker ogenblik, in de vijfentwintigste brief, verwijst hij naar de wetgeving met betrekking tot de homoseksualiteit: ‘Ik haat Amsterdam, en vooral zijn tolerante burgemeester, die voor het gepeupel wijkt maar die, toen hij minister van Justitie was, zeer beslist weigerde iets te ondernemen om het beruchte 248bis afgeschaft te krijgen.’Ga naar eindnoot(343) | |
[pagina 278]
| |
In deze compleet gehomoseksualiseerde schriftuur die De Taal Der Liefde is, spreekt - o Ironische Esthetiek! - Van het Reve zijn All art is useless-slogan tegen: dit boek is één groot pleidooi voor de afschaffing van 248bis en tegen de Nederlandse wetgeving inzake de homoseksualiteit. Luidt Artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht immers niet: ‘De meerderjarige die met een minderjarige van hetzelfde geslacht, wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar.’ Met De Taal Der Liefde bouwt G.K. van het Reve niet alleen een verdediging van de homoseksualiteit in het algemeen, maar van zijn homoseksueel gedrag in het bijzonder uit. In dit licht moet je de slotpassage lezen, met de koningin van Nederland als hoogste wettelijk gezag centraal. Zoals in het religieuze perspectief van de schrijver de Moeder van God geestelijke beschermvrouwe van zijn homoseksualiteit is, zo wordt de koningin de wettelijke beschermster van de homoseksualiteit in het algemeen en die van Van het Reve in het bijzonder. Wie deze ironische krachtmeting niet ziet, begrijpt geen snars van Van het Reve. De Taal Der Liefde MOEST dààrom, meer dan Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U een fictief karakter krijgen. De minderjarigheid van de partner ligt Van het Reve erg zwaar op de maag. Daarom ook betrekt hij in dit koninginnegebeuren Woelrat: ‘En jij wordt in de adelstand verheven, dat kan niet uitblijven. Ik ken persoonlijk Hare Majesteit de Koningin.’Ga naar eindnoot(344) En verder | |
[pagina 279]
| |
zegt de koningin (laat Van het Reve de Koningin zeggen in zijn ‘roman’): ‘Maar in Uw boek werd ik in het bizonder getroffen door de figuur van een jongeman, die U Woelrat noemt. Een grappige naam. Het lijkt mij een erg, een heel erg bizondere jongen.’ Van deze gelegenheid maakt de schrijver gebruik om zijn partner op koninklijke hoogte te hijsen en hem net als dit met de koningin gebeurt, een gefixeerde plaats op ‘ontelbare postzegels’ te bedenken.Ga naar eindnoot(345) Door de ironische inbreng echter kan de schrijver zich verdedigen. Daarom heeft hij het Van der Decken-personage opgebouwd, dat een romaneske toets aan het zelf-bekenteniskarakter toevoegt. Want wat Van het Reve hier feitelijk doet, kan maatschappelijk niet door de beugel. Wordt hij voor de sacralisatie van de homoseksualiteit (de Moeder Gods) of voor juridische humanisering (de Koningin) ervan op de vingers getikt, dan kan hij net zoals hij het aan de Koningin diets maakte, elke beschuldiging met een dooddoenertje van de hand wijzen. Zijn boek moet je ‘als een roman’ lezenGa naar eindnoot(346). Vanzelfsprekend weet ook Van het Reve dat de tijd van index en brandstapel achter de rug is en dat de Kerk hem reëel geen kwaad kan. Blasfemeren kan hij dus voluit. Maar kapitein Van der Decken had hij dan wel écht nodig, als alter ego. Aan censuur en juridische vervolging kan je alleen ontsnappen als je de werkelijkheid als verbeelding voorstelt. |
|