Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ In het spoor van MelvilleComparatisten aller landen, verenigt U! Inderdaad, er is een afzonderlijk boekje te schrijven over de verwantschap van tal van reviaanse passages met, om één voorbeeld te noemen, de angelsaksische literatuur uit de negentiende eeuw. En dichter bij huis, letterlijk wel want hij stamt uit een Amerikaanse familie van Schots-Nederlandse oorsprong, is er Herman Melville (1819-1891). De verwantschap met deze Grote Amerikaanse Kunstbroeder is te opvallend, om onvermeld te laten (al zijn de verschillen vanzelfsprekend nog groter, soit!). Net als bij Van het | |
[pagina 270]
| |
Reve zien we dat Melville school liep tot zijn (plus minus) vijftiende jaar en verschillende beroepen, de meest uiteenlopende, heeft beoefend vooraleer hij zijn ervaringen op schrift stelde. De problematiek van de onherkenbare samenvloeiing tussen goed en kwaad onderkennen we ook bij Van het Reve. Natuurlijk verscherpt de homoseksuele psyche van de Nederlander de ambiguïteit ervan en worden het goed en het kwaad sinds 1963 in de katholiek gekleurde, irrationele denkstroom opgenomen. Stilistische of formele verwantschap is ook aan te duiden. Melville integreerde in zijn werk een breedsprakerige retorische en Bijbelse taal. Zoals in Melville's werk de stem der zeventiende eeuwse predikanten merkbaar was, zo hoor je in Van het Reve's geschriften sinds 1963 vaak de uitgesponnen breedvoerigheid van het katholiek theologisch tractaat. Beiden hanteren symbolen om het bestaansmysterie te doorgronden. Zo moet ik, de slothoofdstukken lezend van De Taal Der Liefde voortdurend denken aan Billy Budd. Kenmerken van kapitein Vere, van de scheepsonderofficier Claggart schemeren door als je de kapitein bekijkt uit Lof der ScheepvaartGa naar eindnoot(311) of, veel later, kapitein Van der Decken. Met dezelfde tederheid waarmee Melville de ‘Knappe Matroos’ Billy Budd beschrijftGa naar eindnoot(312), beschrijft Van het Reve zijn Zeejongens voor wie hij de titel Jongensprins der Zeeën en Jongenskoning aller OceanenGa naar eindnoot(313) bedenkt. Visioenen van graven en grafstenen zijn geen van beide schrijvers vreemd. In Billy Budd trachtte de vlootpredikant de ter dood veroordeelde Billy ‘idee- | |
[pagina 271]
| |
en in te prenten over de dood gelijk die op oude grafstenen gesymboliseerd is in doodshoofd, zonnewijzer en doodsbeenderen’. Ik denk hierbij aan de mysterieuze plaats waar Van het Reve zijn Lieve Jongen Woelrat het gedroomde Fonsje laat ontmoeten bij de ‘afgebroken obelisk’, een steen ‘die daar eens geplaatst is ter gedachtenis (...)’Ga naar eindnoot(314) en aan de uitspraak zelf van Van het Reve: ‘Ik zag opeens dat mijn geschrijf over sex, drank, dood, graf, wreedheid en religie prima aansloot op een eerbiedwaardige literaire traditie van minstens twee eeuwen: die van de Romantiek.’Ga naar eindnoot(315) De typische scheepsdominee heeft in het Bollius-personage een transpositie ondergaan. Maar meteen raak ik aan de kern van De Taal Der Liefde. Als er verwantschap aanwezig is, dan wordt ze in elk geval tot de typisch reviaanse topics omgebogen. |
|