Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Ironie van de SpellingIn de eerste drie Brieven Aan Een Kunstbroeder heeft Van het Reve zichzelf in de slotformule telkens Grijze Wolph geheten. In de slothoofdstukken wordt hij door Woelrat met Wolf of Grijze Wolf aangesproken.Ga naar eindnoot(307) Daartussen in zit, in de zeventiende brief d.d. 21 juli 1971, een orthografische beschouwing die begint met deze vaststelling: ‘Een geweldig krakeel is aan de gang over het schijnprobleem van de spelling. Een spelling moet zo foneties mogelijk zijn, en zo konsekwent mogelijk.’Ga naar eindnoot(308) Met deze vaststelling heeft hij zich een platform gebouwd om, in een panoramische tekstont- | |
[pagina 268]
| |
plooiing, over het inconsequente Nederlandse Gedrag iet of wat te moraliseren: ‘In Nederland blijft alles half afgemaakt en inkonsekwent. Het vermogen van de mensen om zich met schijnproblemen bezig te houden, is enorm hoog ontwikkeld.’Ga naar eindnoot(309) Heeft Van het Reve een knappe zet gedaan door een flinke brok selfdefense in te bouwen? Je zou het zeggen. Want: Consequent inzake spelling is hij, zie het voorbeeldje Wolf/Wolph, zeker niet. Op zeker ogenblik lees ik zelfs een orthografische fout: ‘door tranen omfloersde, blonde jongensstemmen’Ga naar eindnoot(310) moet ‘door tranen omfloerste, blonde jongensstemmen’ zijn. Vermits ik nergens elders erge drukfouten tegenkwam, moet deze orthografische, inconsequente fout wel degelijk op de rekening van de schrijver worden geboekt. Dit terzijde. Maar de reviaanse begrippen ‘inkonsekwent’ en ‘schijnproblemen’ hebben verder strekkende gevolgen, dan spelling-perikelen. Uitgemaakte zaak voor mij is dat het revisme, door zijn valsheid een schijnprobleem, een literaire vondst is om zijn boeken te voeden. Zijn onheus compliment aan Nederland wat het ‘half afgemaakte’ betreft, treft tenslotte de schrijver zélf! Vooral het derde, uit drie in mekaar vloeiende hoofdstukken bestaande gedeelte barst van ‘half afgemaakte’ verhaalstof. Enerzijds is dit een gevolg van het desultorische schrijfprocédé. Je herinnert je nog mijn kapitteltje van daarnet ‘Van Een Kwaad Dat Een Goed Werd’. Anderzijds denk ik dat Van het Reve dit ‘half afgemaakte’ bewust aanbrengt. Een stilistisch structuurmiddel illustreert de | |
[pagina 269]
| |
thematische laag: het op weg zijn, zit er in. Het onvolmaakte is inherent aan de mens. Zo vertoont de kapitein Van der Deckenpassage, als een verhaal in het verhaal gesmokkeld, een ‘half afgemaakt’ karakter. Het begint op bladzij 184 en het wordt voortdurend onderbroken. Het andere verhaal binnen het verhaal waar Woelrat in de verbeelding van onze schrijver de zwarte jongen Frankie en de blanke Fons in zijn nieuwe (nog te schenken) sportwagen volgt, eindigt als half voltooid. Het wordt immers afgebroken voor het slottafereel met de koningin. Het wordt terug opgenomen in een volgend... boek, in Lieve Jongens. Van spelling tot verhaalstof, alles moet je zien in het licht van de esthetische ironie. De esthetische ironie is een constant reddende stijlfiguur. |
|