Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Van Een Kwaad Dat Een Goed WerdIn de brieven maakt Van het Reve ons, gezien de marathonlengte van dit hoofdstuk kan hij daar rustig zijn tijd voor nemen, met tal van begrippen vertrouwd. Religieuze, maatschappelijke, ethische en vooral (zijn persoonlijke) literaire problemen lopen voorop in de stoet. Zijn religieuze problematiek behandelde ik reeds, toen ik het had over het reviaanse Godsbeeld & de Blasfemie. Ideologisch-maatschappelijke problemen liggen in de reviaanse Rode Haat gebed; het Annie Romein-Verschoorfragment is er een illustratie van, maar je kan rustig een boek apart omtrent de Rode Allergie schrijven. Zoals ik in mijn eerste hoofdstuk verduidelijkte zal dit nooit, nooit & nooit een Sociologisch Boek kunnen worden. Ik blijf er bij, Gerard Kornelis van het Reve is, door de scherpe | |
[pagina 259]
| |
interferentie tussen de mens- en schrijfaspecten, een interdisciplinair geval. De ethische problemen, vanzelfsprekend niet zo makkelijk los te maken van de maatschappelijke, spelen hier ook een rolletje. Ik verwijs even naar de zevenendertigste brief, d.d. 20 oktober 1971. ‘Ik heb nooit veel inzicht gehad in de struktuur en de duiding van mijn eigen werk. Misschien is dat wel goed. In ieder geval heb ik mij nu min of meer ontworsteld aan de moraal. Dat is voor een Nederlander nogal wat.’Ga naar eindnoot(299) Ach, Mijn Onuitputtelijke Schrijver. Hier zou ik hem met zijn eigen wapen, de esthetische ironie, willen schampen (een zacht wondetje!). Na alles wat ik verteld heb, is het duidelijk geworden dat Van het Reve een vrij klare kijk heeft op de structuur van zijn werk en dat hij, in tegenstelling met het geciteerde, moralist nummer één in onze letteren is geworden. Toch blijft hij zichzelf, hoor! Want nauwelijks zijn de woorden ‘In ieder geval heb ik mij nu min of meer ontworsteld aan de moraal’ koud, of we krijgen een volle bladzij gemoraliseer omtrent Joden, homoseksuelen, kunstenaars, heksen. Van stierengevechten naar luchtbombardementen in Vietnam is blijkbaar een kleine stap. (Dat het ironisch-esthetisch schrijfprocédé soms sterke verwantschap vertoont met de sofistiek, komt hier duidelijk aan het licht in de foute redenering die Van het Reve maakt door de Amerikaanse Moordenaars in Vietnam die elders onvrijheid scheppen als vrije lieden op eigen kapitalistische bodem te beschouwen. God nog an toe! Het wordt, geconditioneerd door de Rode Allergie, één potje verward nat, zeg wel.) | |
[pagina 260]
| |
Natuurlijk staat de literaire problematiek voorop. Deze problematiek heb ik al gedeeltelijk behandeld, toen ik het had over Van het Reve's poging om de homoseksuele mythe der ontijdelijkheid langs de schrijfdaad om te fixeren. De slogan luidde toen: All art is quite useless. Of, zoals we zagen, Van het Reve zat met Wilde op schoot. Ook in mijn kapitteltje over het Spiegeleffect in De Taal Der Liefde heb ik naar de literaire problematiek gerefereerd. Ik kan echter deze beschouwingen over dit belangrijke brievenhoofdstuk onmogelijk afsluiten, zonder nogmaals (derde keer is goede keer!) dit voor Van het Reve kapitale probleem, vanuit een ander gezichtspunt, te behandelen. ‘Ik vind zelf, dat ik bepaalde grenzen eindelijk overschreden heb. Maar wat nu precies dat nieuwe en andere is, waarin dit werk zich van het vorige zou onderscheiden, weet ik niet’, is een angeltje dat hij uitwerpt in de vijver van Carmiggelts kritische geest. ‘Ik denk veel na over de Kunst, kunstbroeder. Ik heb hier tot nu toe slechts brieven geschreven. Misschien ga ik morgen weer verder aan mijn boek. (...) Ik ben ongehoord nieuwsgierig naar je oordeel over de beide jongste hoofdstukken.’Ga naar eindnoot(300) Mag ik nog even herinneren aan het Donkere Nacht-fragment uit Op Weg Naar Het Einde? Net citeerde ik ook het door mij kritisch op de korrel genomen gekheidje: ‘Ik heb nooit veel inzicht gehad in de structuur en de duiding van mijn eigen werk.’Ga naar eindnoot(301) In feite nuanceert Van het Reve zelf wel. Nooit veel inzicht veronderstelt, impliciet, dan toch iet of wat aan inzicht. | |
[pagina 261]
| |
Van het Reve hangt hier de onnozele uit. Nou kom, zijn werk sinds 1963 barst van literair problematische mededelingen, vragen & uitroepen! Ik heb zelfs gesteld dat het schrijven over het schrijven een nieuw reviaans thema is. Nee, Van het Reve is niet zo'n genie dat alles onbewust bij hem gebeurt. Hij is een vijzel waarin rationele en irrationele, bewuste en onbewuste poedertjes fijn worden gestampt. Dit beeld mag ver gezocht lijken, wat het ook is. Maar aan de noodzaak van een grote voorkennis en de feitelijkheid van een bewust schrijverschap kan je, na alles wat je hier las, niet meer voorbij. Zoveel is duidelijk. Ook hier droomt hij nog steeds, alhoewel niet expliciet uitgesproken want te bezorgd met het schrijven van de overige hoofdstukken, van zijn grote Boek Van Het Violet En De Dood. Veel wijst er op dat De Taal Der Liefde er een substituut voor is. Een soort proeve van. Feit is dat Van het Reve nà Nader Tot U weer gaan dromen is van zichtbare romaneske structuren. Bewijzen vind je in de eerste twee hoofdstukken die samen vijf afgeronde stukken bevatten, en in de drie laatste hoofdstukken die in feite één grote eenheid vertonen. Zoals ik heb aangetoond met de grote concentrische lijn van de esthetische ironie, betracht hij deze eenheid ook binnen het ruim uitgemeten brievenhoofdstuk. Structuur, structuur & nogmaals structuur! Om met de (verhaal)hakken over de (roman)sloot te geraken, introduceert hij haast ongemerkt, zo terloops, het Woelrat-personage in zijn brieven. Eenmaal uit het correspondentiële harnas gestapt, heeft hij dit personage | |
[pagina 262]
| |
broodnodig als nieuw spiegelpersonage. De schrijver doet dit handig. Overwegend klinkt de slotformule van zijn brieven aan Simon Carmiggelt: Heel veel liefs van ons allen, Je Gerard (van de vijftiende tot de veertigste brief). Heel veel varieert eens tot oneindig veel of tot veel tout court. Ons allen wordt wel eens ons vieren, dit zijn: Gerard himself, Henk Woelrat, Tijger, en de moeder van Henk. Welnu, de introductie gebeurt langs, ondermeer, deze slotformules: Woelrat staat voorop in de eerste, de derde, de vierde, de achtste en de tiende brief. In de tweede staat Tijger voorop. In de vijfde, zesde, zevende, negende, elfde, twaalfde, dertiende en veertiende wordt de slotformule vaag en op de naam van de schrijver zelf, anoniem gehouden. Naast het uitdrukkelijk voorop stellen van de Woelratnaam in de slotformules van boven genoemde brieven, is er verder, in de brieven zélf, vooral sprake van Woelrat. Méér, Tijger die de Held uit de Eerste Episode bleek te zijn, wordt hier in de brieven weggewerkt. Met Reve's esthetische ironie valt er wel weer een lachertje mee te graaien: ‘Ik kan erg slecht optornen tegen deze tijd, die niets meer erkent. Ik doel op al die mensen, die de heiligheid van de liefde en van het huwelijk ontkennen, en dan in alle ernst denken, dat ze vrij zijn. Het is vermoedelijk wel een eeuwig misverstand, dat bandeloosheid voor vrijheid houdt.’Ga naar eindnoot(302) Na de liquidatie (op papier wel te verstaan!) van zijn ex-vrouw Hanny Michaelis (vlucht voor de heteroseksualiteit) wordt thans het Tijgerpersonage uitgerangeerd (homoseksuele ontrouw). Maar opgelet. Ik heb het over | |
[pagina 263]
| |
de Literaire Structuur van De Taal Der Liefde. Van het Reve staat daar verdomd met drie eindeloos vlotgeschreven hoofdstukken waarin Woelrat zijn spiegelpersonage is. Die gooi je niet zo maar weg. Daarenboven zijn de drie slothoofdstukken tekstgeworden illustratie van het revisme. Deze heterogene narratieve bestanddelen die omheen het hoofdhoofdstuk van de brieven cirkelen kunnen alleen literair waar worden gemaakt door het Tijgerpersonage uit te rangeren en het Woelratpersonage te integreren. God, wat meesterlijk als je bedenkt dat Vorm en Inhoud hier Eén zijn geworden. Ik bedoel daarmee dat de homoseksuele problematiek (ondermeer de ontrouw) met de structuur van De Taal Der Liefde samenvalt. Zij die met psychoanalytische bril dit boek bekijken, kunnen zonder blozen hun psychoanalyse in éénzelfde adem literaire analyse noemen...
En wat gebeurt er onder onze (lezers)neus? G.K. van het Reve heeft in De Taal Der Liefde voltooid wat hij in zijn twee vorige brievenbundels uitgetest heeft. Hij heeft van zijn fouten gaven gemaakt, hij heeft een kwaad tot een goed omgetoverd. Door van het desultorische schrijfprocédé een desultorisch structuurprocédé te maken, slaagt hij er in alle Zinloze Feiten (van verdwaalde zinnen tot verloren hoofdstukken) te integreren. Met Groot Literair Succes wordt in dit derde boek sinds 1963 de ALLES IS EEN-idee een romanesk succesnummer. Hoed af, zeg ik zo maar, voor een Meneer die dàt kan. De Taal Der Liefde is een meesterwerk. |
|