Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Virtueel gevaarHet blasfemische als radertje in de grote machine van de esthetische ironie, zo gezien weet Van het Reve teksten op te bouwen die algemeen geldend worden voor ongeacht welke lezer. ‘Ik wankel, en geef mij over aan zondige twijfel aan God, maar na 1 1/2 glas van Zijn Bloed geloof ik wederom aan de Verrijzenis der Doden’Ga naar eindnoot(280) is een dergelijk tekstverrijkende zin waarin het eschatologische aspect waarover ik het al eerder had, bovendrijft.Ga naar eindnoot(281) Deze schriftuur houdt echter een | |
[pagina 252]
| |
constant, virtueel gevaar in: ontbreekt de esthetische ironie (de Grote Charme van Op Weg Naar Het Einde) of de reviaanse humor (de Grote Charme van Nader Tot U) dan stort het desultorische in mekaar en krijgen we een koud geklutst eitje: anecdoten verliezen dan hun (schrijf)warmte en koelen af tot het nulpunt van het geouwehoer. Substantie blijft uit. Neem bijvoorbeeld de elfde brief, d.d. 20 juni 1971. In 2 1/2 bladzijden ofte 88 regels worden 15 regels besteed aan het verhuizen, de ‘twaalfde verhuizing in vier en twintig jaar’Ga naar eindnoot(282). 12 regels worden gewijd aan een nietsbetekenende mededeling omtrent wijnglazen, een aanbod van zijn correspondent. Nog 35 regels worden verspild aan hoe welvarend Van het Reve nu wel geworden is. Kortom, 74 op de 88 regels blijven stikken in de anecdote. Bevriezing in de anecdote is een gevaar dat hier slechts sporadisch opduikt, wanneer de esthetische ironie uitblijft. Wordt dit virtueel gevaar dan ook niet een werkelijk gevaar in zijn nieuwste boek Lieve Jongens? |
|