Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
[Vier pleidooien]□ Vier PleidooienIn het omnibusboek dat het uitgangspunt was voor mijn tweede hoofdstuk, nam G.K. van het Reve vier teksten op. Vier teksten publiceerde hij ook in de Nederlandse vertaling van zijn Engels boek Vier wintervertellingen. We zagen al dat de Moeder van God binnen Van het Reve's ‘eigen bescheiden theologie’ een Vierde Persoon Gods In Aardse Verborgenheid werd genoemd. In 1972 publiceert de Banneling Schrijver opnieuw vier teksten in een toevallig tot stand gekomen boek, getiteld Vier Pleidooien. Kabbalisten aller landen, verenigt U. Persoonlijk til ik niet te zwaar aan de mystiek van dit getal. Het liefst integreer ik dit symbool in de algehele sfeer van Van het Reve's paradoxale visie op het (op schrift tot stand gekomen) bestaan, waarin de humor sinds Nader Tot U een steeds voornamere rol gaat spelen. Van de vier deskundigen, tevens getuigen ter ontlasting tijdens het beruchte Ezelproces, citeer ik nog maar eens en erg graag, mevrouw Droogleever Fortuyn, alias dichteres Vasalis die heel wat over ezeltjes en humor weet: ‘Zoals het nu is, echter, wekken zijn beelden en zijn pompeuze, quasi-plechtige, vaak banale taal onweerstaanbaar de lachlust (resp. de verontwaardiging) op.’ En even verder: ‘De humor van Van het Reve heeft - net als alles bij hem - ook weer een dubbel gezicht; hij redt zijn eigen leven ermee (il rit de peur d'en pleurer) én hij geeft uiting aan zijn kritiek op die | |
[pagina 216]
| |
christenen, die hun geloof - naar zijn opvatting - niet genoeg au sérieux nemen.’Ga naar eindnoot(203) Alleen al de pseudo-constructieve tendens van dit toevallig tot stand gekomen boekje en de a posteriori gekozen titels voor de diverse teksten zijn, zonder bereidwilligheid tot humor, ongenietbaar ernstig. Zijn eerste tekst, ook zijn eerste slotwoord voor de rechtbank, heet God (1); en God (2) is de titel van de tweede pleitrede, deze magistrale en misschien mooiste brok proza uit het oeuvre van G.K. van het Reve. Deze tekst bevat immers het hoogste quantum aan esthetische ironie. Of beter, de esthetische ironie is hier tekst geworden. De derde tekst heet al even plechtig De Kunst. Met de pseudo-plechtige titel God & de Kunst sluit dit boekje af. Voortreffelijk schoolwerk, zo te zien, de indeling althans.
We weten nu al dat Alles-is-één een leidmotief is bij Van het Reve. Zoals hij in de Brief uit Edinburgh, samen met zijn Kunstbroeder Angus W. en zijn reisgezel Tony G. dierenverhalen van ‘zeer anthropomorfe’ strekking opdist, ‘verteld, toegelicht en, gelijk het histories materialisme door Herman Gorter, eveneens voor arbeiders verklaard’Ga naar eindnoot(204) - dit was op 16 augustus 1962 - zo zal hij hier, in dit toevallig tot stand gekomen meesterwerkje ‘Veertien Etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor Arbeiders verklaard’ op het schrijfschaaltje presenteren. We lezen 19 mei 1967. | |
[pagina 217]
| |
Alles is Eén. Het Boekje bevat trouwens de kapitale thema's van onze ‘burger-schrijver’, namelijk - en ik stel ze op één lijn - God / Kunst / Dood. |
|