Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Leven en schrijven als mystieke eenheidDe laatste veertien bladzijden van Op Weg Naar Het Einde zijn de geschreven illustratie van de strijd tegen het Zinloos Feit. Ze anticiperen tevens op alles wat Van het Reve nog wenst te schrijven, want hier bouwt hij groots en in de breedte, zijn schrijfbasis op het fundament van de selfdefense uit. De schrijver brengt een verantwoording van wat was (zijn eerste brievenbundel) en van wat komen zal. Zonder expliciet naar mystieke ervaringen te verwijzen, illustreert Van het Reve in de slotbladzijden zijn vergoddelijkt, extatisch schrijverschap. Hier belanden we dan ook meteen bij de authentieke Van het Reve: het mythische, het manische, het irrationele of wat hij zelf de ‘slaande waanzin’ heeft geheten. | |
[pagina 195]
| |
Voor hij naar Spanje vertrok, heeft hij zijn horoscoop laten berekenen door ‘Zusje J. van de beide Zusjes M. te 's G.’Ga naar eindnoot(154). Dat zal meer gebeuren, ook in zijn volgende boeken. In elk geval, dergelijke mededeling zit ook alweer vol irrationele reuk. Is de astrologie immers niet een oeroude kunst, met kosmische dimensies? Enfin, de Algemene Horoscoop stelt vast dat de schrijver tot begin september niets zal uitsteken. Met zijn esthetische ironie weet Van het Reve zijn belangstelling voor de astrologie te relativeren want ‘dat heeft in ieder geval tot nu toe feilloos geklopt, al is daarmede nog niets ten gunste van de astrologie bewezen, aangezien het, wat mij aangaat, zo goed als altijd “niets gedaan” is geweest.’ De esthetische ironie wordt hier nog versterkt door het feit dat het astrologische zusje voor de maand juli een uitzondering heeft voorspeld. Uitgerekend de maand juli is de maand van deze magistrale Brief in een fles gevonden. Hier voel je al hoe geraffineerd onze schrijver te werk gaat, al komt aan dit raffinement geen einde. Om noch zijn publiek te tricheren, noch de kunst van de astrologie te verdrieten knoeit hij maar wat om iets ‘op papier te krijgen’.Ga naar eindnoot(155) Dit is dan de inleidende nota op de veertien compacte bladzijden waarin Van het Reve een verhaal opbouwt aan de hand van het bewustzijn dat hij geen verhaal kan opbouwen. Met zijn esthetische ironie geeft hij waar voor geld, en bedotten doet hij de lezer in geen geval: binnen de schijnbaar mislukte verhalen die hij wil vertellen, zit een continuïteit waarin we het denken en de | |
[pagina 196]
| |
ervaringen van onze schrijver voldoende herkennen. Steeds maar briljanter schrijvend, bekent hij zijn onmacht: ‘Ik zou graag een verhaal willen schrijven, dat...’Ga naar eindnoot(156) en na de potentiële verhaalelementen te hebben aangestipt, sluit hij dit eerste fragment af met de opmerking: ‘U zult moeten inzien, dat het niet gaat.’Ga naar eindnoot(157) Het schrijven over het schrijven is allerminst nieuw in de moderne literatuur. Het nieuwe bij Van het Reve is wél dat hij daardoor doorlopend een schrijfwijze kan hanteren die het nauwst bij zijn homoseksuele psyche past én anderzijds een mechanisme van selfdefense kan inbouwen wat hem toelaat zijn schrijfkoers bestendig te wijzigen. Het inlassen van op werkelijkheid geaxeerde verhaalfragmenten sterkt in mij het vermoeden dat ik al eerder in dit Reve Boek formuleerde, namelijk dat de verteller in hem door de beperkingen van het fictieve genre (verhaal, roman) noodzakelijkerwijze op een dwaalspoor moest geraken. Met de nodige recul en wat we nu weten is het kristalklaar geworden dat het Hollandse realisme te eng was voor de irrationele inbreng van onze schrijver. Het irrationele van het katholicisme is een prachtige impuls en een antwoord op de irrationele vragen van zijn bestaansbestemming als homoseksueel schrijver. De gelijktijdigheid waarmee de impliciete bekering tot het katholicisme en de bekering tot het hernieuwde schrijverschap tot stand komen, wordt in de slotpassages | |
[pagina 197]
| |
van zijn laatste brief nog eens extra benadrukt: voortdurend legt Van het Reve het verband tussen de mystieke laag die wij, als lezer(es) tijdens die bewuste ‘donkere nacht’ leerden kennen (de Oude Slang) en de literaire laag die hij uit reeksen Zinloze Feiten opbouwt. Wat het railtje van de ironie dreigde te worden tijdens zijn narratieve ontsporing, werd opgevangen in de eindeloos open te vouwen waaier van de esthetische ironie. De onkunde en het onvermogen om binnen het fictieve kader een verhaal op te bouwen, wordt hier in de vorm zelf opgeheven. De praxis van het schrijven wordt door het schrijven over het schrijven een overwinning op de (theoretische) angst. Van het Reve heeft God aanschouwd. Hij schrijft met zijn nieuwe boek een nieuw genre, het zijne. De verhaalfragmenten, stuk voor stuk complete novellen, zijn modellen voor de close reader. Het Zinloos Feit, als formulering voor het desultorische en de Alles-is-één-gedachte als verantwoording ervan, worden voortaan Van het Reve's nieuwe schrijfwapens. Een schrijverschap is geaffirmeerd. De mystieke eenheid tussen de ervaringen en dat wat je met die ervaringen doet, tussen de realiteit en de fictie, tussen het groeiende katholicisme en het groeiende schrijverschap, tussen het irrationele en de homoseksualiteit, tussen zovele op het eerste gezicht disparate maar van dichtbij bekeken samenhangende aspecten, is Woord geworden. Van het Reve's mystiek is de mystiek van het schrijverschap. | |
[pagina 198]
| |
Om mijn beschouwingen omtrent dit ‘onbetwistbare meesterwerk’ af te ronden, zou ik nog graag enkele reviaanse zinnen citeren. Nadat hij Wimie definitief verloor (continuïteit) heeft Van het Reve twee flessen, een met een Engelse en een met een Franse boodschap, in zee geworpen met de vraag naar een Nieuwe Vriend.Ga naar eindnoot(158) Deze Nieuwe Vriend heeft hij met zijn verbeelding getooid en na de schitterende inversie van de beroemde Lodewijk Van Deysselzin, ‘Ik houd van een man, die als een stuk proza op me afkomt’ rondt hij dit fragment met de droevigste zin uit zijn boek af. Toen ik deze zin las en herlas heb ik geweend (ik ben een mens, godverdomme, en geen analyserend monster) ‘Soms mis ik Justine erg. Vroeger gingen we samen boodschapjes doen, zij aan een blauw lederen lijn; overal kreeg ze een vriendelijk woord of iets lekkers, en soms ook speelgoed dat van een gestorven kindje was geweest. Veel troost is er niet.’Ga naar eindnoot(159) Deze syntactisch en stylistisch maar vooral ‘warm menselijk’ gemaakte droefheid onderstreept nogmaals de fundamentele, homoërotische eenzaamheid. Helemaal in Freudiaanse zin kan je de twee korte slotalinea's die daarop volgen, interpreteren als de levensdrift die omslaat in doodsdrift: ‘Laten we elkaar niet haten, maar, integendeel, elkaar liefhebben, gezamenlijk op de Dood wachten, en het ons in de tussentijd aan niets laten ontbreken.’Ga naar eindnoot(160) Men herkent er tevens de psalmist David in met zijn hunkerend tellurisch verlangen én de | |
[pagina 199]
| |
functie van de titel die Van het Reve aan zijn eerste brievenbundel meegaf. Wimie is weg. Houdt de Liefde op te bestaan (levensdrift) dan komt de Dood op de dorpel wachten. Naast het hoofdpersonage Gerard Kornelis van het Reve is Wimie dan ook het belangrijkste nevenpersonage. Zo wordt Op Weg Naar Het Einde, daar word je je eerst helemaal op het einde bewust van, een zeer grote liefdesroman. Laat me bekennen, een der mooiste liefdesromans uit onze Nederlandse literatuur. |
|