Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd□ Brief uit SchrijverslandElke reisbrief is uiteraard het verslag van een Beweging Heen & Terug. Edinburgh, Amsterdam, Camden Town, Gosfield, Rotterdam en Algeciras zijn assen van waaruit het wentelen begint. Symbolisch is het niet moeilijk deze beweging in voornamelijk psychische onrust te vertalen. Zoals G.K. van het Reve zich bewust is van alles wat in zijn schriftuur gebeurt, zo filosofeert hij ook over de Beweging. Ik pik dit meteen mee omdat, op het einde van zijn overwegingen en gekke redeneringen omtrent Reizen en Trekken, een ironisch zinnetje staat: ‘Een knappe jongen, die daar een spijker tussen krijgt.’Ga naar eindnoot(100) Het gaat om die Spijker. Ik kom immers in de verleiding de reviaanse krulredenering te interpreteren als uitvloeisel van de katholiek-theologische denktrant, de casuïstiek. Neem de tot aan- | |
[pagina 177]
| |
val verharde selfdefense uit zijn Rotterdamse brief. Met een schijnbaar goed kloppende redenering beukt hij op het hoofd in van hen die hem in zijn geschriften een exhibitionist noemen: ‘Bijna al mijn werk immers kan gerekend worden tot de bekentenisliteratuur, maar met exhibitionisme heeft dat niets te maken.’ Het is heel duidelijk dat die vermeende tegenstanders hier de term exhibitionisme niet letterlijk, maar figuurlijk nemen: Zie, Van het Reve is een auteur die te-koop-loopt met oneervolle of afstotende geschriften. De bewuste denkfout, de casuïstische denksprong waarmee plusminus 2000 jaar de Gelovige In Het Ootje werd genomen, wordt thans bij onze schrijver een literaire stijlfiguur. Hij schakelt immers onmiddellijk van de figuurlijke naar de letterlijke betekenis van het woord exhibitionisme over: ‘Zich op straat ontbloten kan iedereen, en wat er dan te zien komt is iets zeer onoorspronkelijks, want tevoren stond al vast, of kon met bijna volledige zekerheid vermoed worden, dat er onder de kleding een geslachtsdeel aanwezig was, aangezien zo goed als iedereen dit bezit.’ Dit sofisme sluit Van het Reve met een casuistisch lachertje, een pointe in feite, af: ‘Iedereen kan zijn lul, respectievelijk vrouwelijkheid laten zien, maar niemand kan zo schrijven als ik - daarin zit hem het verschil. Zodra het getoonde onpersoonlijk is, kan men pas van exhibitionisme spreken.’Ga naar eindnoot(101) Nou, de Knappe Jongen krijgt er wél een spijker tussen. Onknap zou het wezen Van het Reve's literaire stijltruc: het spel met de tweeslachtigheid van een begrip, niet te onderkennen. | |
[pagina 178]
| |
De Spijker & de Korrel Zout bezit je, als lezer, eenmaal je het desultorische, de esthetische ironie en de selfdefense als uitgangspunten neemt. |
|