Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
die het thematische aspect raken zijn de predikaten: bekentenisliteratuur of autobiografie. Halfweg zijn boek verwijst de schrijver naar zijn Schotse ‘reisbrief’Ga naar eindnoot(68), maar in deze eerste reisbrief is het onze schrijver zelf nog niet erg duidelijk. Daarin wil hij zijn ‘ervaringen (...) op schrift stellen’Ga naar eindnoot(69), elders heet hij het ‘de tekst’Ga naar eindnoot(70) en in deze Londense brief noemt hij het ‘een nauwgezet verslag’Ga naar eindnoot(71). Het reviaanse predikaat ‘reisbrief’ op het geheel van zijn zes hier gepubliceerde teksten toepassend, valt alweer in een indirect want narcistisch gekleurd verband het homoseksuele uitgangspunt ervan op. Op de slotbrief na beginnen alle aanvangszinnen met de eerste persoon, het ‘ik’ van de schrijver. In deze derde reisbrief lees je een mooi model van hoe alles, dingen en vooral mensen een plaats krijgen in functie van dit ‘ik’. Geld, reizen, het reisdoel, de treinreis zelf, de aankomst in Londen, de party bij een ‘vriendenpaar’, de prachtige scène in de Londense dierentuin, een soupeetje bij Wimie (Wim) die thans samenleeft met ‘het Prijsdier, de Hoofdprijs uit de Liefdesloterij, de 23-jarige M.’Ga naar eindnoot(72), een nachtelijke bustocht door de Londense straten, zijn steunpunten voor het ‘ik’. Ergens is dit ook weer een typisch katholieke tekst omdat hij heel wat punten van gelijkenis vertoont met een biecht. De biecht (brief) als chaotisch verhaal van de biechteling (de schrijver) aan zijn biechtvader (de lezer). De biecht in de katholieke kerk is, daar zijn het de psychiaters over eens, langs masochistische weg een bevrijding. De biechtstoel en het ka- | |
[pagina 164]
| |
binet van de psychiater zijn zuster en broer, zielsdicht staan ze bij elkaar. De biecht kent de directe bekentenis, zoals hier: ‘Onderweg, flink gesmeerd door de borrels vóór, en P. zijn nogal hardhandige Portugese wijn tijdens de lunch, begin ik, in al mijn huichelachtige bescheidenheid, tegenover M. op te scheppen en “ingehouden geestig” te doen, zoals ik het maar kortweg en gemakshalve zal noemen, want wie het weet, begrijpt wel wat ik bedoel, en anders is het toch niet uit te leggen.’Ga naar eindnoot(73) Let op de door mij gecursiveerde zelfbekentenis. Maar voor het onuitsprekelijke, ik bedoel dat wat de afgrond van de ziel niet kwijt wil, vindt de biechteling in de biecht en de katholiek in de casuïstiek indirecte wegen tot schuldbekentenis. Treffend is dat hier meteen de romaneske draad bloot komt te liggen: Op Weg Naar Het Einde is een roman van de jaloezie en de afgewezen liefde. In de schitterende dierentuinpassage waar de schrijver met zijn vroegere vriend Wimie en diens nieuw lief M. een bezoek aan brengt, lees ik én de schuldbekentenis langs indirecte weg én de poging om binnen de autobiografie een liefdesverhaal uit te bouwen. Langs de dieren om observeert Van het Reve ‘Prijsdier’ M., voor wie Wimie hem verliet. Ook hier steekt het continuïteitsprincipe: onmiddellijk leggen we de relatie met de vorige Brief uit Amsterdam. De droefheid die er uit afdroop en het feest bij Oofie dat een feest van angst en pijn was, krijgen een dieper betekenis vanuit dit bijzondere feit. De haatliefdeverhouding van het schrijvende hoofdpersonage tot M. (M. snoept Wimie af, Van het | |
[pagina 165]
| |
Reve bewondert M. als ‘de Hoofdprijs uit de Liefdesloterij’) wordt een platform van waarop, indirect dus, Van het Reve zijn rot karakter opbiecht. Zoals de lounge, de auto, de trein, is hier de dierentuinGa naar eindnoot(74) een middel om op schrijfdreef te geraken. Hij stelt M. allerlei vragen over dieren. Deze vragen moeten M. kwetsen, ze moeten ook Van het Reve's heimelijke begeerte tot M. camoufleren. Zo wordt de dierentuin een schitterend literaire vondst; deze tuin der dieren intensiveert de homo-erotische begeerte, accentueert de dierlijkheid van het gewenste homo-erotische genot. Misschien is dit wel een van de geraffineerdste teksten, die Van het Reve ooit schreef. Het geraffineerde zit niet alleen in de combinatie: dierentuin - dierlijke aantrekkingskracht, maar ook in het feitelijk maken van de gemaakte feiten, ik bedoel: in de actualisering, binnen deze brief, van een gebeuren dat gebeurd is. ‘De rijk geschakeerde feiten van gisteren’Ga naar eindnoot(75) in het presens overhevelen, ligt als werkwijze in de lijn van homomythische fixatie van de tijd. Het dierlijke aspect van Van het Reve's schrijverschap. Ik herinner mijn lezer(es) maar nogmaals aan mijn eerste hoofdstuk en verwijs in dit verband naar een tekst van een Frans vooraanstaande homoseksueel, André Baudry hoofdredacteur van het homofiele tijdschrift Arcadie: ‘Vluchtige, heimelijke omhelzingen, waarbij begeerte en angst u folteren, de begeerte die sterker is dan wat ook, een woedende behoefte om zijn walging om het leven uit te schreeuwen en om hetgeen het zo armzalig biedt, | |
[pagina 166]
| |
het besluit morgen niet weer te beginnen en de blik die over vijf minuten toch weer opvlamt bij het zien van een van die dieren van vlees die u in de ingewanden grijpen. (...) Die zeldzame ogenblikken van contact - hoe gevaarlijk dikwijls, steeds veel te dierlijk - zal hij uitlokken, vernieuwen om zich de illusie te geven niet helemaal alleen te zijn.’Ga naar eindnoot(76) Vanuit de homoseksuele psyche wordt Brief uit Camden Town, met zijn verwijzingen naar de speelgoed-Ga naar eindnoot(77) en levende dierentuindieren een prototype van homoseksuele schriftuur. De manifeste uitdrukking van de homoseksualiteit heeft echter een schrijver van groot formaat nodig, en deze reisbrief bewijst dat G.K. van het Reve dat ook is, om langs directe en vooral indirecte schrijfwegen, langs de suggestie om bijvoorbeeld, literaire geloofwaardigheid te krijgen. Dat katholicisme en homoseksualiteit één onverbreekbare band smeden, meen ik te mogen aflezen uit deze passage: ‘Ik heb, besef ik, in mijn leven veel fouten gemaakt, en word daarvoor gestraft, maar ik heb daarnaast één geweldige vergissing begaan, en alles hangt ervan af, of ik die zal weten te herstellen, wat des te moeilijker is, aangezien ik niet weet, wat die vergissing dan wel geweest is. Maar dat ik geheel opnieuw moet beginnen, dat is zeker. (...) Opeens word ik rustig, want ik heb het gevoel dat het me, heel binnenkort, geopenbaard zal worden, en dat ik de Waarheid zal herkennen als iets zo vanzelfsprekends, dat het me een raadsel zal toeschijnen, hoe ik ooit in gebreke kan zijn gebleven, haar te zien.’Ga naar eindnoot(78) | |
[pagina 167]
| |
De openbaring zal komen in de slotbrief. Daar zal blijken hoezeer G.K. van het Reve in het één maken van manifeste homoseksualiteit, katholicisme en schrijverschap, zijn vergissing zal herstellen. Is dit weer een van de vele tekenen die er op wijzen ‘dat niets in dit wereldbestel toevallig is?’Ga naar eindnoot(79) en dat Op Weg Naar Het Einde, zij het niet steeds een bewuste, dan toch een onbewuste structuur is? Het continuïteitsprincipe wat de brieven onderling verbindt, wijst ook al in die richting. De Wimie-lijn die de teksten aan mekaar smeedt, geldt ook als bewijs. En bekijk je de data waarop de brieven zogezegd ontstonden, dan tekenen zich drie data-groepen af: Brief uit Edinburgh is de langste brief, en bevat elf fragmenten geschreven tussen 16 augustus 1962 en 24 augustus 1962. Dan volgen drie decemberbrieven: Brief uit Amsterdam, 2 december 1962; Brief uit Camden Town, 10 december 1962 en Brief uit Gosfield, 16 december 1962. Een derde groep bestaat uit Brief uit Schrijversland, 9 mei 1963 en de slotbrief Brief in een fles gevonden, 24 juli tot 28 juli 1963. De schrijver beschikt, als je deze groepering bestudeert, over voldoende samenhang in de tijd om te structureren. Tussen de eerste en de tweede en de tweede en de derde tekstgroep zit voldoende afstand om de schrijfstof te reorganiseren. Om telkens te refereren, wat Van het Reve doet, naar het voorgaande zodat continuïteit ontstaat, en ook om te verwijzen naar mogelijk uit te schrijven topics in de toekomst wat ik in boven geciteerde tekst heb menen te ontdekken. | |
[pagina 168]
| |
Kortom, G.K. van het Reve laat én het spontane karakter van de briefvorm én de bewuste structuur op mekaar inspelen. Voor de oppervlakkige lezer(es) is het spontane briefgebeuren een gebeurtenis; voor de close reader is de bewust aangebrachte structuurlijn een leesfeest. |
|