Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
□ Experiment tweeJanuari 1973. De vierentwintigste. Vijf minuten voor halftwaalf. Driekwart van een fles Rosé d'Anjou helemaal alleen uitgedronken, en al is ‘Koning Alkohol’Ga naar eindnoot(103) zelden mijn Meester toch stuwt hij erg sterk impulsen in de richting van mijn intuïtie. Luisterend onderwijl naar Beethovens Achtste is het mij plots duidelijk geworden dat mijn septembernota's omtrent Werther Nieland niet volledig kloppen. Correctief: ‘Uitgaande van zijn roman De Avonden die mede door een volgehouden en beperkende tijdaanduiding, een sterk gestructureerd karakter had, meende ik in Werther Nieland een breuk waar te nemen. Aanvankelijk begint dit boek inderdaad met een streng gehandhaafd tijdschema. Na zevenentwintig bladzijden samen met het uiteenvallen van de Club voor de Grafkelders (C.V.D.G.)Ga naar eindnoot(104) stort het gestructureerde schema van het vaste tijdgebeuren uiteen in ongestructureerde fragmenten met voorkeur voor de subjectief herinnerde tijd. Gedurende zestien bladzijdenGa naar eindnoot(105) verdwijnt Werther Nieland uit het boek en zien we de confrontatie van het ik-personage Elmer met de tot dan toe onbekende Maarten Scheepmaker. Het verhaal slaat als het ware op hol. Dit kan, zie ik nu, twee redenen hebben en zou dan niet zozeer een structuurfout als wel een verre aankondiging kunnen zijn van het latere, authentieke en door het irrationalisme gevoede schrijverschap van G.K. van het Reve. Zie zijn eerste brievenbundel (1963). | |
[pagina 92]
| |
Intuïtie leerde me plots inzien dat de breuk binnen het boek functioneel te verantwoorden valt als de seismografisch-stilistische weergave van de langzaam groeiende krankzinnigheid van Werther Nielands moeder. Intuïtie suggereert me, alhoewel ditmaal niet rationeel te bewijzen, deze breuk te zien in het licht van het latere, hernieuwde schrijverschap dat op het desultorische schrijfprocédé zal drijven en met de esthetische ironie een constant gehandhaafde reviaanse troef zal blijven. 1972 zal met De Taal Der Liefde de kroon op het werk brengen. In Werther Nieland echter weet G.K. van het Reve, nog steeds op de wip: dit wil zeggen, nog steeds in de ban van het Hollandse Realisme maar met een steeds sterkere irrationele inbreng, dit desultorische schrijverschap binnen het kader van de fictie niet waar te maken. Elmer en Werther en alle andere jongenspersonages uit dit boek van 1949 mogen dan al alter ego's of beter, afsplitsingen van de auteur zijn, de auteur heeft zich nog steeds niet zelf tot hoofdpersonage van zijn werk gemaakt. Eerst als Van het Reve zijn eigen romaneske personage wordt, zal het verstoorde (creatieve) evenwicht zoniet hersteld, dan toch het middel worden om nieuwe schrijfstructuren uit te bouwen.’ |
|