Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
□ Copyright W.B. van AlbadaSchier onbegonnen werk is het om in de nochtans zo korte biografische schets die Willem Bruno van Albada tekent, werkelijkheid en mythe uit mekaar te halen en te houden. Door zijn poging om op reviaans-ironische hoogte te komen en op wolkjes van spot te zweven, schiet mijn arm verstand te kort. Maar laat me proberen. Wat klopt is de geboortedatum. Ironisch klinkt wél dat onze schrijvende Banneling voor een militaire carrière bestemd was, en dit volgens familietraditie. Begin 1946 is Van het Reve, nog geen 23 jaar oud dus, als luitenant van de genie naar het toenmalige Nederlands Oost-Indië vertrokken. Hij werd aldaar ingezet tegen de strijdmacht van de naar onafhankelijkheid strevende Republik Indonesia. Alhoewel hij tweemaal bij legerorder, voor het in veiligheid brengen van gewonden en de stoutmoedige ontzetting van een omsingeld veldhospitaal, een onderscheiding zou hebben ontvangen schijnt de oorlog hem al vlug met steeds groter afgrijzen te vervullen. Willem Bruno van Albada citeert dan letterlijk Van het Reve, maar het is niet duidelijk vanwaar dit citaat komt. ‘Ik heb het gevaar, de dreiging van het onbekende, de angst en het lijden lief,’ zou hij na een half jaar dienst geschreven hebben, ‘Maar ridderlijkheid, grootmoedigheid en mededogen schijnen hier niet meer te gelden: | |
[pagina 73]
| |
deze strijd is een onontwarbare, richtingloze slachting geworden.’ In 1969, 23 jaar nà de feiten, probeert de mini-biograaf met terugwerkende kracht zijn personage te tooien met de naderhand zo typisch geworden reviaanse attributen: het tobben over en de zelfkwelling. Wie het werk van G.K. van het Reve leest, leest zoals ik al voor De Avonden zei, masochistische modellen. Dat hij de angst en het lijden liefheeft, weten wij zo onderhand wel. Wat minder blijkt te kloppen is de manifeste homoseksualisering door Willem Bruno van Albada op zijn portret toegepast. Hij zou aldaar voor een krijgsgevangen gemaakte, 19-jarige Javaanse prins een ‘meer dan alledaagse genegenheid’ hebben opgevat, die even vurig wordt beantwoord. In sprookjessfeer schrijft Prins van Albada dan verder dat zijn Aanbeden Schrijver de Javaanse jongeman, tegen de strengste voorschriften in, de vrijheid zou hebben geschonken. In het republikeinse kamp teruggekeerd, werd de Javaanse prins van verraad verdacht en tot zelfmoord gedwongen. Ondanks hallucinerende koortsen zou de tot rang van kapitein bevorderde officier, alias Gerard Kornelis, geheel alleen door de linies zijn getrokken om ‘de geliefde dode de laatste eer te bewijzen en voor het prinselijk hof diens onschuld te bepleiten’. Tja, als dàt geen liefde is voor ‘de angst en het lijden’!Ga naar eindnoot(70) Dit leek te gortig voor het Nederlands gezag, zodat onze Schrijvende Kapitein bij zijn terugkeer in het moeder- | |
[pagina 74]
| |
land, voor de krijgsraad werd gesleept en op beschuldiging van ‘desertie en hulpverlening aan de vijand in oorlogstijd’ tot twaalf jaar vestingstraf werd veroordeeld. Het vonnis werd in hoger beroep door het Hoog Militair Gerechtshof in Nederland tot zeven jaar teruggebracht. Tot 1954 dus zou deze Hollandse Raskolnikow moeten boeten. Gelukkig voor de mens én de schrijver Van het Reve, doemt nu en dan eens de koningin op. In 1952, in de Verandering Der Tijden (inmiddels is Nederland zijn kolonie kwijt) schenkt de vorstin hem gratie. Van 1947 tot 1952 echter is de schrijvende Prins der Letteren een banneling. Hoezo? Welnu, in gevangenschap schrijft hij zijn eerste boek dat door de gevangenisautoriteiten ontdekt, als ‘nihilistisch en zedenbedervend’ wordt vernietigd. Met een afschrift van zijn werk besluit hij te vluchten. Wat hij dan ook prompt doet. Hij bereikt veilig de Belgische grens. In de abdij van de Frères de la Peine, nabij (geen nadere plaatsaanduiding, nota van mij), vindt hij een behouden schuilplaats. Eén zijner voormalige wapenbroeders is er thans abt geworden. Zoals je vermoedt, het belaagde manuscript is niets anders dan De Avonden zelve. Terwijl heel Nederland bij het verschijnen ervan wakker ligt, schrijft hij in het verborgene zijn wonderlijke, evenals het voorgaande ‘autobiografische verhaal’ Werther Nieland. Al merk je er tot 1963 haast niets van, toch heeft de lange gedwongen eenzaamheid de aangeboren reislust van de Banneling aangescherpt. Hij verblijft in Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal. Hij wordt om in zijn | |
[pagina 75]
| |
onderhoud te voorzien: losser in de haven, butler, verpleger, houthakker, metselaar. Vind je het ook niet mooi? |
|