Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
□ Latente homofilieDe familie Boslowits is daarbij, zo typisch reviaans, dan toch ook weer repoussoir. Door de Joodse familie heen worden enkele markante reviaanse trekjes gereleveerd zodat, brokje bij brokje dan toch, het beeld van de nog jonge Simon van het Reve in focus komt. Er klinken namelijk enkele latent homoseksuele accenten door. Terwijl het Ik-personage, door de verlamde vader Hans Boslowits ‘grote Simon’Ga naar eindnoot(55) en door diens vrouw, tante Jaanne ‘Simontje’Ga naar eindnoot(56) genoemd (Van het Reve leert de familie kennen op zijn zevende jaar en ziet door deportatie de familie verdwijnen op zijn zeventiende) ten huize van deze Joodse en bevriende familie een jongen viool hoort spelen, lees je een zin als deze: ‘...waarbij ik bijna huilen moest en een ogenblik overwoog hem een zoen te geven. Ik was toen zeven jaar oud (in 1930 dus)’Ga naar eindnoot(57) En tussen de broers Willink, ook trouwe bezoekers van de familie Boslowits, en de jongen Van het Reve trilt dat fluïdum dat zo'n bijzonder klimaat schept in Werther Nieland en de verhalen uit Vier wintervertellingen, wat uit de Paarse Pen woorden als ‘een verrukkelijke koorts van vriendschap’ doet vloeien.Ga naar eindnoot(58) Ik wil wel voorzichtig zijn met dergelijke boude bewering. G.K. van het Reve was vierentwintig, toen hij dit verhaal schreef/publiceerde. In elk geval, hij schreef het vóór De Avonden. Jeugdherinneringen en jeugdvriendschap kan naderhand, in dit geval ongeveer zeventien jaar | |
[pagina 63]
| |
later, door de eerste kiemen van homoseksueel bewustzijn zijn bijgekleurd. De subtiele interferentie tussen schriftuur en leven zal ooit eens door een Geleerde Reve-biograaf uitgevist en bijgewerkt moeten worden. Hier al kan gelden wat voor het werk sinds 1963 met zekerheid geformuleerd mag worden, dat de werkelijkheid buiten het boek steeds een functie bezit en een dienend rolletje speelt. Even recapitulerend: ik schreef al eerder dat de familiale situatie buiten De Avonden, blijkens de ontroerende vadergetuigenis, afweek van deze binnen dit boek. Anders: G.K. van het Reve en Frits van Egters zijn niet identiek. Ik heb nog andere bewijzen: vergelijk de dierenliefde van G.K. van het Reve (in zijn autobiografische romans) en de dierenhaat van ondermeer een Frits van Egters. Bij Van het Reve is de werkelijkheid in se nooit interessant, alleen dat wat hij met deze werkelijkheid doet krachtens zijn stijl. Van het Reve zelf zinspeelt op het latente karakter van zijn homoseksualiteit, als hij zegt: ‘Ik ben vroeger een lafaard geweest, niet in fysiek opzicht, maar ik was erg benauwd voor wat de mensen zouden vinden. Dat is 7, 8 jaar geleden veranderd. Ik heb altijd wel dorst gehad naar eerlijkheid, maar het is nu zo, dat ik bevrijd ben van alle angst.’Ga naar eindnoot(59) Deze bevrijding heeft tot het schrijven van de zogenaamde bekentenisliteratuur geleid. Om op mijn uitgangspunt terug te vallen, achteraf heb je makkelijk praten en kan je elke vriendschapsrelatie binnen het fictieve werk dat met Tien vrolijke verhalen eindigt (1961) als latente homofilie bestempelen. Anders- | |
[pagina 64]
| |
om is ook juist. In elke mannelijke en jeugdige vriendschap tussen jongens zitten homofiele kenmerken zonder dat het ooit tot manifeste relaties komt.Ga naar eindnoot(60) |
|