Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd[De ondergang van de familie Boslowits]□ Koninklijke (schrijf)asceseIn het begin van dit hoofdstuk heb ik een dichter-dokter ten tonele gevoerd. Onder de gedachtengang van anderen uit te komen, was zijn slogan. Dat probeer ik ook wel. Maar zich afzetten tegen de gedachtengang van anderen, vind ik ook een goed middel als je het maar niet te veel herhaalt. Ik neem een andere Van het Reve-fan, romancière en critica Andreas Burnier. Om maar nog eens op het data-probleem terug te keren: zij neemt De Ondergang van de familie Boslowits als vertrekpunt. Ze is wel zo voorzichtig dit verhaal ‘vermoedelijk zijn werkelijk prozadebuut (in het literaire tijdschrift Criterium)’ te noemen.Ga naar eindnoot(49) Zij vindt dit ‘een onovertroffen hoogtepunt’Ga naar eindnoot(50). Zij schrijft: ‘De thematiek is universeler dan die van De Avonden, en de literair-technische kwaliteit is groter dan van de soms wat betogende laatste | |
[pagina 60]
| |
bundels, hoe leesbaar en boeiend die ook zijn.’Ga naar eindnoot(51) Wat maar nog eens bewijst, ongeacht welk technisch literair-wetenschappelijk instrument je ook hanteert, dat smaak en voorkeur de wetenschap een stap vooruit zijn. Ik ben het natuurlijk niet of maar gedeeltelijk met haar eens: het werk sinds 1963 vat zij als ‘betogende bundels’ op, terwijl ik er autobiografische romans in ontdek. (Straks, straks, ik zet alweer Einde vóór Begin).
Terzijde: (Een zaak van Kapitalen, alhoewel geen Kapitale Zaak). Het stoort wel, een tikkeltje. Majuskels. Minuskels. Om de haverklap worden ze door mekaar gegooid. Zélfs een nieuwe orthografie! De ondergang van de Familie Boslowits (bij Herman J. Claeys) De ondergang van de familie Boslowits (bij H.U. Jessurun d'Oliveira) De Ondergang van de familie Boslowits (bij Andreas Burnier) De ondergang van de familie Boslowits (bij Theun de Vries) De Ondergang van de Familie Boslowitz (bij W. Gobbers en red.)Ga naar eindnoot(52)
Nog even naar Van het Reve's zusterlijke soortgenoot luisteren: con brio, zo goed als kort, en mooi tegendraads verklaart ze als kern van haar artikel dat dit reviaanse verhaal, nauwelijks 30 pagina's tellend, ‘wel eens tot de Nederlandse klassieken (zou) kunnen gaan behoren (met | |
[pagina 61]
| |
enkele verhalen van Multatuli en wat middeleeuwse teksten, meer hebben we nu eenmaal niet aan houdbaar proza).’Ga naar eindnoot(53) Zoals je merkt, Andreas rekent zichzelf niet bij de klassieken, wat haar goed recht is en spreekt over houdbaar proza, een term, net als de dollar in onze neo-kapitalistische samenleving, van zwevend gehalte. Als kroonargument schuift zij het feit naar voren dat de auteur hier een verhaal opbouwt met afwezigheid van. Karigheid troont hier vorstelijk, voor wie graag met paradoxen stoeit. ‘Echte literatuur daarentegen kan het subliemst zijn, waar de schrijver zwijgt; niet zomaar “ongezegd laat”, maar uitspaart.’Ga naar eindnoot(54) Een opvatting als een andere. Ik hou van een barok gebeuren, van taalkorsten en gedachtenlagen, van woekering, van overdaad. Dies heeft zij gedeeltelijk gelijk, en wordt hier van dit aangrijpende verhaal omtrent de liquidatie van een Joodse familie, een houdbare karakteristiek geschetst. G.K. van het Reve slaagt er immers in de lezer over zijn schouder te doen meelezen, door het scheppen van suggestie. Een Joodse familie zo beschrijven als ging het om een niet-Joodse, tilt het Joodse drama tot een universeel drama van de verdrukking op. Het kan iedereen overkomen, de Indiaan, de Vietnamees, de Jood. Alweer door suggestie blijkt uit talrijke tics, door de handel en wandel van de beschreven personages dat het om een Joodse familie gaat. Dubbel raffinement van de suggestie dus. |
|