Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd[De laatste jaren van mijn grootvader]□ Reve, Gerard Kornelis van het (Amsterdam (N) 14 XII 1923).Als ik aanneem dat het dertien bladzijden tellende verhaal over de grootvader ‘het eerste gepubliceerde verhaal’ is, dan vind ik de startzin ervan méér dan relevant voor onze Schrijvende Twen: ‘Toen mijn grootmoeder stierf, namen mijn ouders grootvader in huis.’Ga naar eindnoot(7) Twee woon- | |
[pagina 50]
| |
cellen in het door de schrijver naderhand opgetrokken huis van de taal, zijn hier al aanwezig: de dood en de herinnering. Beide, de dood als thema en de herinnering als voeding ervan, zullen het reviaanse werk blijvend bepalen. Het taxeren van de literaire waarde laat ik het liefst aan de auteur zelf over die zijn debuut ‘aanvaardbaar en leesbaar, maar meer ook niet’ noemt. Thema, motief, topic, hoe moet je het noemen? Je hebt makkelijk praten als je de Almacht van de Alma Mater in je botten hebt. Ik, een nederige dienaar van de kritiek moet het met minder doen. Laat me daarom zoals nu, soms spreken van wat ik typisch vind in het werk van Mijn Meester. Typisch dus vind ik, hier al: een gebeurtenis of een personage wordt niet beschreven omwille van de gebeurtenis of het personage, maar om het personage van de schrijver zélf in een bepaalde leefsituatie naar voren te schuiven. De grootvader is er om Van het Reve. Er grijpt een hyperpersonalisering van de situatie plaats. Door de grootvader heen, hij is een filter, sijpelt druppelsgewijs het kind dat de schrijver was. Deze repoussoirtechniek is ook Multatuli's grote troef geweest.Ga naar eindnoot(8) Zoals ik al schreef, straks worden de Tiradelezers startblok en later is Simon Carmiggelt stijgbeugel. Het peillood langs dit eerste reviaanse muurtje leggend, ontdek ik nog andere bouwstenen. Voor het eerst maakt de broer zijn entree. Het worden ook de eerste stapjes in die vreemde wereld van de broerverhouding. De grootvader ‘was bekwaam in timmeren en maakte ook een klosetbril met kleine opening, waardoor mijn broer en | |
[pagina 51]
| |
ik zonder gevaar het toilet konden bezoeken. Dit waren de vroegste tijden.’Ga naar eindnoot(9) Later wordt hij ‘mijn Geleerde Broer’Ga naar eindnoot(10). Nu en dan zal omtrent deze broerrelatie een randnota vallen. In het fictieve werk, ik denk hierbij aan De Avonden, zal deze verhouding meer dan eens ruimere dimensies krijgen en het klimaat van de tekst mee helpen bepalen.
Zoniet een thema, dan toch een streng in zijn werk verstrengeld motief is zijn Paarse Haat tegen zijn Rode Verleden. In dit debuut is deze haat nog latent en wordt ze, eerder geobjectiveerd, als verhaalstof opgediend. In het licht van de later zo vaak herhaalde uitvallen echter, krijgt de korte passage die ik hier citeer een sterk ironisch karakter. Op een zondagmiddag komt hij met zijn ‘broer, vader en grootvader’ in opa's speciale tuintje ‘bijeen om een grote vlieger op te laten, een bijzonder exemplaar.’ De vlieger wordt hier al onmiddellijk het symbool van het Rode Verleden: ‘Om onze revolutionaire gezindheid te doen blijken, was van rode zijde op het midden het sikkel-en-hamer-embleem aangebracht.’ De kleine Gerard verbrak, in een twist met zijn broer, de lijn zodat de vlieger ‘hoog in de verte, nog voorbij Duivendrecht’ schommelend neerstortte. Symbolisch gebeurt binnen deze korte prozapassage al heel wat: de schrijver snijdt als kind de lijn door die hem met zijn communistisch gezinde familie verbindt. Ingekapseld en indirect wordt hier ook de breuk met de broer gesuggereerd. De auteur geeft trouwens toe dat | |
[pagina 52]
| |
hij ‘op dit stukje grond’ zijn ‘eerste waarlijk slechte daad’ verrichtte.Ga naar eindnoot(11) Fijn gedaan, geef het toe! Er steekt, sterk gecondenseerd, heel wat in dit schijnbaar onschuldig, autobiografisch debuutverhaal. Aanvaardbaar en leesbaar zoals Van het Reve er zelf over zegt, is het. Alleen twijfel ik aan zijn mededeling ‘maar meer ook niet’. Méér vind ik het persoonlijk wél, omdat hier in notedop een aantal topics uit de reviaanse schrijfwereld opduiken. Want naast de latent uitgebeelde haat tegen het Rode Verleden en de kleine klemtoon op de broerverhouding, komt een bekentenis die een schuldbekentenis is op de rand van de zelfbeschuldiging en zelfkwelling. De almachtige masochistische inslag die in het fictieve zowel als in het zogeheten autobiografische werk voortdurend aanwezig is, meldt zich aan. In De Avonden wordt die masochistische inslag monsterlijk vergroot. Of beter, De Avonden is een masochistisch model. In het debuutverhaal kiemt het. Zoals de typisch reviaanse humor kiemt. Een citaat tot ieders vermaak: Omtrent ‘de scherpe en slimme opmerkingen’ van ‘de vijfentachtigjarige’ oude man ten overstaan van de sport, in het bijzonder de roeisport, dit: ‘Zij zitten er in het blote gat, was zijn mening over de luchtige kleding van de roeiende dames. De stelling, dat de wereld een groot gekkenhuis was, vormde het hoofdbestanddeel van zijn betoog, dat voor een keer oorspronkelijk mocht lijken, maar op den duur weinig nieuw uitzicht bood.’Ga naar eindnoot(12) De spanning en/of kortsluiting ontstaan tussen de (vrij) objectieve mededeling en de subjectieve commentaar | |
[pagina 53]
| |
(van de schrijver) zal weldra de zo typisch reviaanse humor bepalen en een constante in zijn werk worden.
Nog even de spots op een niet te versmaden aspect in de reviaanse fauna. Ik bedoel de houding van G.K. van het Reve tegenover (en zijn verhouding tot) de Taal. |
|