Gerard Kornelis van het Reve en De groene anjelier
(1973)–Hedwig Speliers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Hollands Glorie & Verval | |
[pagina 47]
| |
□ Dag Data!Is de schrijvende Banneling onze meest geïnterviewde auteur? Het wijze woord van Hollands Hoerendokter J. Groothuyse ben ik wél indachtig. Gevraagd naar de invloed van boeken op de door hem geschreven maatschappijstudies, antwoordt de dichter-dokterGa naar eindnoot(1): ‘Heb ik haast niet. Als ze uit zijn, doe ik ze weg. Zolang ze er staan, kan ik dingen opzoeken, dat is gevaarlijk. Ik probeer juist onder de gedachtengang van anderen uit te komen.’ Van de bijna ontelbare korte studies over Mijn Onderwerp bezit ik er niet één handvol, en van de tientallen (honderdtallen?) interviews met de Meester van het Nederlandse Proza bezit ik er slechts vijf. Voor de Geleerde Broers onder de critici zal dat alles wel onvoldoende zijn. Voor de Literaire Avonturier die ik ben vind ik het net genoeg. Ik schrijf mijn Boek in wildweststijl. Ieder zijn pretje, zeg ik zo maar. Ik bedoel, alweer, dat je bijtijds wél even buiten de tekst om, naar de tekst moet. In enkele van deze interviews nu staan data, lukraak verspreid. Uit deze data wegwijs raken is, voor wat G.K. van het Reve's debuut betreft, erg lastig. Wat ik nu doe is de bedonderde boel nog wat opdikken. Filologen aller landen, verenigt U! Gerard Kornelis aan het woord: ‘Hele stapels heb ik, hele boeken die ongepubliceerd zijn gebleven. Het eerste gepubliceerde verhaal is De laatste jaren van mijn grootvader, aanvaardbaar en leesbaar, maar meer ook niet. Daarna volgde De ondergang van de familie Boslowits, | |
[pagina 48]
| |
eveneens in een tijdschrift. Het is pas later, na de verschijning van De Avonden, in boekvorm uitgekomen.’Ga naar eindnoot(2) Het omnibusachtige verzamelboek van G.K. van het Reve's beginwerk dat ik bezit verscheen zonder verdere aanwijzingen van bibliografische aard, in 1956. Het ruikt naar mottebollen en telt 358 bladzijden. Het maakt mijn werk gemakkelijk want het boek bevat de eerste grote creatieve periode, die ik in mijn vorige hoofdstuk de Hollandse periode heette maar in de titel van dit nieuwe hoofdstuk gemakshalve Hollands Glorie heb genoemd. Het Verval komt straks. Van de vier daarin opgenomen teksten worden slechts twee gedateerd. Inderdaad, de auteur weet het zelf niet zo goed. Bij De Avonden lees ik: Amsterdam, Zondag 18 Mei 1947. De eerste druk kwam in november 1947 op de leesmarkt.Ga naar eindnoot(3) Onder Werther Nieland lees ik: Amsterdam, Jan./April 1949. Beide data blijken wel te kloppen in de verschillende bibliografische nota's die ik las. Jessurun d'Oliveira houdt er een afwijkende opinie op na en heet De ondergang van de familie Boslowits het in het tijdschrift Criterium verschenen debuut.Ga naar eindnoot(4) G.K. van het Reve vindt dat hij met De laatste jaren van mijn grootvader debuteerde. De schrijver heette toen nog Simon. (Zoals Re-ve, een tweelettergrepige naam. Genie van in de Wieg.) Volgens anderen weer is de familie Boslowits ondergegaan in 1950.Ga naar eindnoot(5) H.U. Jessurun vindt dat het in 1949 was, want hij plaatst dit verhaal op één datumlijn met Werther Nieland. | |
[pagina 49]
| |
Zoals je ziet, het feitelijke prozabegin schuift talrijke data de mist in. Laat me zeggen dat de schrijver het best weet en dat één iets duidelijk is: zowel De laatste jaren van mijn grootvader als De ondergang van de familie Boslowits zijn beide te situeren vóór 1947. De waarde van deze data is wel méér dan een filologenkluif. Ik hecht erg veel belang aan een debuut of dat wat de auteur als debuut openbaar wil maken. (Ik ken heel wat schilders die in hun eerste roemroes hun tableaus anti-dateren. Die smeerlappen.) Staat het begrip ‘debuut’ daarmee op de helling, toch is het zo dat heel dikwijls de belangrijkheid ervan niet te onderschatten valt. Zoals ik elders met betrekking tot het werk van Hugo ClausGa naar eindnoot(6) belangrijke aspecten van zijn debuutroman op zijn andere romans kon overhevelen, zo zie ik ook bij G.K. van het Reve dat van meetaf een aantal topics, een bepaalde klank, een sfeer aanwezig is die bepalend wordt voor het magnum opus. |
|