Poëzij(1809)–Hajo Albert Spandaw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Aan Loots en Tollens. Non nostrum inter vos tantas componere lites. virgilius. Wat zie ik? hoe! een krans van lauwren, Gevlochten door Apollo's hand? Wat feest zal thans de Dichtkunst vieren?... De lauwren zullen hem versieren, Die 't heerlijkst zingt voor 't vaderland. De Godheid wenkt! den strijd begonnen! Bataven! 't geldt uw' landgenoot, De flonkerstar in uw historie, Uw eeuwige eer - uw eeuwge glorie, Bataven! 't geldt uw' Huig De Groot. [pagina 120] [p. 120] Wie zal zich stout in 't strijdperk wagen? Wie voegt hier moed en kracht bijeen? Geen nood - 'k zie Loots, 'k zie Tollens nadren; 'k Zie hen op 't gloriespoor der vadren Met aangeboren fierheid treên. Grijpt moed, regtaarde Phebus zonen! Het geldt hier Neêrlands oogelijn! Wie thans de zege mag behalen, Dien moet onsterflijke eer bestralen, De neêrlaag zelfs zal roemrijk zijn. Doch stil!... reeds tokklen zij de snaren, En hemelval ruischt van hun lier: Hun zang mag oor en harten boeijen, Hun dichtgloed doet den boezem gloeijen Van elk regtschapen Batavier. [pagina 121] [p. 121] Zij zingen... bosch en velden zwijgen, Hun toon betoovert stroom en vliet, Nu smeltend zacht, dan grootsch verheven, Schijnt Vondels geest in hen te leven; De Muzen luistren naar hun lied. Zij zingen... vlugt bekrompen slaven! Dat schaamrood op de kaken brand' Des onverlaats, die, snood verbasterd, De Groot in 't eerloos harte lastert, En met De Groot zijn vaderland! Zij zwijgen... juich! vervang hun toonen, o Neêrland! eens die toonen waard! Juich fier: ‘ik heb De Groot gevoedsterd, En Barden aan mijn borst gekoesterd, Nog niet van d' ouden teelt ontaard!’ [pagina 122] [p. 122] Wiens kruin zal hier de Dichtkunst sieren? Wien wordt hier de eerste krans geboôn? De Regter vonnist: loots is 't waardig! Doch Nederland, op beid' hoovaardig, Roept: beide zongen even schoon! o Edlen, schoon met roem beladen, Gij zult mijn hulde niet versmaden, Mijn zangster biedt ze u nedrig aan. Stijgt hooger, hooger adelaren! Wilt stout ten zonnetempel varen! 'k Blijf, u bewondrend, op u staren... Mogt ik u volgen op uw baan! Vorige Volgende