Gedichten(1815)–Hajo Albert Spandaw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] In de vriendenrol van den heer Jeronimo de Vries. Ach! zoo bij al den druk van 't kommervolle leven, En bij 't rampzalig lot, dat ons tot slaven doemt, Nog iets aan mijne ziel een' zoeten troost kan geven, De Vries! 't is, dat ge mij uw' vriend, uw' broeder noemt. Als 'k op de baan der eer 't gevaar te roek'loos tartte, Trokt ge u den dichter aan en stondt hem vriend'lijk bij: 'k Waardeer uw'kunde en smaak, maar eind'loos meer uw harte; Uw vriendschap streelt, vereert, verheft, veredelt mij. [pagina 140] [p. 140] Schoon in deez' vriendenrol doorluchte namen prijken, Verdoovend mijnen naam door hun' ondoofb'ren gloed... Ach! gaarne wil ik hen in kunst en glorie wijken, In broederliefde nooit! ze gloeit in mijn gemoed. Ontvang van deze liefde, o ed'le vriend en broeder, In dit eenvoudig blijk een heilig onderpand! En zweren wij, de Vries! voor 't oog van d' Albehoeder: ‘Wat ook verander', - ons verbond houdt eeuwig stand!’ 1810. Vorige Volgende