Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: I. Mousquettier, Of, Wat voerd de Lieve Morgenstond, &c. D. Lodesteins I. Lied.1. Hoe driftig is der Liefden gloed?
Wie weet wat wonderen hy doet?
Als die eens plaats grijpt in 't gemoed;
Hy laat nooit hert nog ziel in rust,
Maar noopt ons aangesteken lust,
Zoo lang, tot die word uitgebluscht.
2. Is 't dan wel wonder dat ik my,
Door dese soete herts-tocht vry
Benard vind; en dat 'k, hoe ik ly,
Niet kan of wil genesen zijn,
Als door een schitt'rend ooge-schijn
Van Hem, om wien ik leev' in pijn?
3. O Godd'lijk voorwerp myner liefd?
Gy weet hoe my die Lijding griefd;
Ey liefd my weer soo 't u beliefd,
Ontsteek met uwe Weder-min
De Liefde daar ik ziel en zin
Verwerd en ingewikkeld vin'.
4. O Herte lief, mijn 's Zielen Vrind!
Hoe toond gy u dus ongesint
Tot my, die u soo heftig mind?
Hoe houd gy u dus wijd en verd',
| |
[pagina 154]
| |
Van haar, die u met ziel en hert,
Hoe lang hoe meerder lievend' werd'?
5. De Zeen, of Vlo'en, zoo brak als zoet,
Die kunnen d'aangesteken gloed
Niet lesschen binnen mijn gemoed;
De Liefd' uw's Huis mijn gantsch verteerd;
Gy weet hoe seer mijn ziel begeerd
Te zijn met uwe Liefd' vereerd.
6. Wel aan dan zoete Jesu kom,
Ay kom, mijn Lief, mijn Bruidegom,
Ik liev' u, liefd' my wederom.
Kom Heere Christe daal tot my,
En haal in liefd' mijn ziel tot dy,
Op dat ik Eeuwig by u zy.
7. Ik zal u dog niet laten gaan,
Maar wil u hangen achter aan,
Ja houden u soo lange staan,
Tot dat gy my uw Zegen jond,
En met de kusjens uwer mond
Mijn Minziek herte maakt gezond.
A.G. |
|