Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
Stem: Van den 97. Psalm.1. O Soete Jesu, wanneer sal het wesen,
Dat gy mijn kranke Ziele zult genesen?
O Jesu! sal die gy hebt uitverkooren?
Onder 't bedroefde pak der sonden smooren,
Sal Heer, mijn ysig hert
Noch langer soo verwerd,
In dese wildernissen,
Sonder beweegt te zijn
In ongevoel'ge pijn
U lieflijk aanschijn missen?
2. O soete Jesu! hebben dan u wonden
Haar kragt verloren, datse niet mijn sonden
Afwasschen konnen, of hebt gy beslooten
My voor altijd uit uwe gunst te stooten?
Ach! Jesu, ach! mijn Ziel
Schijnt in een tuimel-wiel
Te wesen heel verdronken:
Och! roept 's in grooten nood!
Ik leg geheelijk dood,
In dijnsingen versonken.
3. Wel soete Jesu, heeft u Geest zijn kragten
Verlooren, die my te verquikken plagten?
Of heeft u gunst, die gy my liet bekomen
Haar woonplaats uit mijn Ziele weggenomen?
Wat is dan dog, ô Heer,
Dat nog mijn Ziel soo seer
Werd van u weggedreven?
Of is dit u besluit?
Of is u goedheid uit?
Of hebt gy my begeven?
| |
[pagina 130]
| |
4. O neen, die Ziel-verquikkende Fonteine,
Uw' wondens-kragt sal nimmermeer verdwijnen,
Nog u besluit, ô Jesu, sal niet falen,
Of schoon u Schaapkens quamen af te dwalen:
Schoon dat het aerdsche dal
Veranderd wierd, en al
De bergen wierden krachtig
Met grooter magt beroerd,
En in het hert gevoerd
Der Zee, ô Heer Almachtig!
5. Maar 't is 't gedrogt, en tovermagt der Hellen,
Dat 't samen spand om my ter neer te vellen,
Daarom ô Jesu, laat uw' ingewanden
Door uwe teere liefde tot my branden:
Want sonder uwe kragt
Kan ik die groote magt
Van alle mijn vyanden
In 't minst niet tegenstaan,
Soo hevig komens' aan,
Noch al haar wreede tanden?
6 Op, op mijn Ziel waar toe dit droevig klagen,
Waar toe in klagt versleten gantsche dagen:
Siet hier, siet hier u Heilands armen open,
Tragt maar (al kanje niet) daar in te lopen:
Waar toe soo lang gedraald:
U schuld is al betaald:
U Heiland heeft geleden.
Neemt aan wat Jesus geeft:
't Is lieflijk wat hy heeft:
Hy heeft voor u gebeden.
7. O Jesu lief, wanneer sal ik hier boven
Met duisend Eng'len u gestadig loven;
Als my in plaats van dit mijn droevig schreyen
Dat eeuwig Halelujah sal verblyen!
Ach Jesu, Jesu lief,
Komt heimlijk als een dief,
| |
[pagina 131]
| |
Steeld gy vry heel mijn herte!
't Komt u ô Jesu toe,
't Is nu van heigen moe,
Ontbind gy 't van zijn smerte.
A.V.V. In 's Hertogenbosch, den 21. Octob. 1675. |
|