Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Op de Wijse: Van den 38. en 61 Psalm.
O Mijn Ziel wat zoete tijden,
Tot verblijden,
Om in God te zijn verheugt,
Nu mijn hert wild doch opspringen,
Ik zal singen,
Want ik zwem in 's Hemels vreugt.
2. Niet in sotte ydelheden,
Daar met reden,
Vroome zielen t'aller tijd,
Al des Satans boose werken,
In bemerken,
En hoe dat hy haar benijd.
3. Hy komt nu al weder loeren,
Om te voeren,
Mijne Ziele van dit padt,
En my uit de hand te wringen,
Dese dingen,
Die my zijn soo weerden schat.
4. Hy zoekt nu met al zijn rasen,
Uit te blasen,
Dit mijn helder Hemels licht,
En met veele loose vonden,
| |
[pagina 90]
| |
t'Aller stonden,
Wech te nemen mijn gesicht.
5. Om my in den strik te vatten,
Toont hy schatten,
Seer bedrieglijk toegestelt,
Maar wanneer Gods Geest komt schijnen,
Soo verdwijnen
Zy gelijk als Was dat smelt.
6.Weg dan Satan, u genuchten
Doen my suchten,
Weg ook wereld, 's Duivels strik,
Weg mijn vleesch, u boose lusten
Moeten rusten,
Al u vreugd is my een schrik.
7. 't Is my al (door Gods Genade)
Drek en schade,
Wat niet na den Hemel smaakt,
Na dat ik des Heeren zegen
Heb verkregen,
Is'er niet dat my vermaakt.
8. 't Zijn alleen de Liefde panden,
Die noch branden,
In mijn ziel en bly gemoed,
Jesus is 't die my verheugde,
Soete vreugde,
Jesus is mijn hoogste goed.
9. Die Fonteine der Genaden,
Kan versaden,
En verquikken zielen dorst,
En met haare reine plassen
Ook afwassen
Zielen door de sond' bemorst.
10. Hier uit heeft mijn ziel bekomen,
Soete stromen,
Die soo deerlijk was verdord,
Maar nu weer begint te bloejen,
| |
[pagina 91]
| |
En te groejen,
Soo dat zy weer levend word.
11. Mijn Verlosser groot van waarde,
Heeft op aarde,
Steeds geleden druk en pijn,
Hy den Gever aller krachten,
Moest versmachten,
Op dat ik mocht vrolijk zijn.
12. Ik ellendig en onaardig,
Ben 't niet waardig,
Deze gunst is al te groot,
Jesus die my eens sal geven,
't Eeuwig leven,
Koesterd my hier in zijn schoot.
13. Jesum wil ik eer bewijsen
Ende prijsen,
Jesus is mijn zielen rust,
Op hem staat al mijn vertrouwen,
In 't benouwen,
Jesus is mijn herten lust.
14. Jesus is een Vorst des levens,
Daar benevens,
Is hy ook de klare Son,
Die my komt in 't herte dalen,
Met zijn stralen,
Jesus is mijn vreugde-bron.
15. Ach in dezen welbeminden,
Is te vinden,
Al wat tot mijn leven diend,
Soud' ik dan nu droevig wesen,
Ofte vresen,
Neen hy is mijn liefste vriend.
16. Ik wil dan op Jesum steunen,
Ende leunen,
Want hy door zijn sterke hand,
My zal van de bokken scheiden,
| |
[pagina 92]
| |
En geleiden
In mijn lieve Vaderland.
PSALM 34: 9. Smaakt ende ziet dat de Heere goed is. R. IMMENS. In 's Hertogenbosch, den 16. Dec. 1670. |
|