Dichtkundige ziele-zangen(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Geboort-Vermaning, Aan de Eersame deugtryke Jonge-Dochter Maeyken van Wyk, Verjaart den 11. Juny 1667. Oud acht en-twintig Jaar. Ons dagen vlieden gelyk een Wevers spoele, Ons Jaren gaan daar heen eer dat het iemant voele, De tyd, de vlugge tyd vliegt snelder dan de wind, Die niemand van den mensch op aarden in en bind; Het is al even eens gelyk als met de baren, Die nimmer stil en staan maar 't aller tyd voortvaren, Want schoon een Mensche staat gelyk een versche Blom, Noch sal hy haast vergaan van hoogen ouderdom: Dan word hy afgemaayt, en word'er een gebooren, De tyd seyd hem fluks aan de oudheid na te spooren, En na hy heeft geleeft geeft hy sig op de reys, En gaat dan wederom den weg van alle vleys: Soo gaat het ook met ons, en al des Menschen dingen, Men siet zyn laast, het laast zyn eersten bringen. Wat is deMensch eylaas! wat is der Menschen lof, [pagina 59] [p. 59] Want dat hy is geweest keerd wederom tot stof. De Geest keert weer tot God die hem eerst heeft gegeven, En dan is het gedaan met ons elendig leven, Maar siet na 't eynd van die de Heere heeft gevreest, Het eynde van die Man de vrede is geweest. En siet zoo vloeit den tyd veel snelder dan de stroomen, By dag, by Maant, by Jaar, die noit weerom en komen, En nademaal dat ook uw leven vast verteert, En dat gedurig aan uw Jaar getal vermeert, Soo hoop ik nogtans dat u God nog lang wil sparen, En zegenen met nog zoo veel en meerder Jaren, Want het is Godes Werk die u nog heeft bewaart, Tot nu toe, en met de Acht-en-twintig Jaar bejaart, O Heere! leeret dog haar hare dagen tellen, Geeft dat zy uwen lof nog langer mag vertellen, In 't midde van u volk; geeft dat zy mag verstaan, De wil van uwe Wet, en watter dient gedaan, Tot lof van u ô Heer en van u heyl'ge name, Maakt haar daar toe dan ook door uwen Geest bequame, Tot dats' om Christi wil, daar heen de hoop ons send, Hier na altoos geniet het leven sonder end. P.V.S. Vorige Volgende