Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: Nabootster Eccho.I.
Zondige Ziele, zeg waar wilje heen,
Durft gy zoo tot des Heeren Tafel treen?
Schroomt gy niet, ziet wel toe, dat gy met God.
Eccho. Niet spot.
I I.
Ach my wat raad, indien ik niet en ga,
Laat ik mijns Heeren last moetwillig na:
En treed ik toe, zoo eet ik voor gewis,
't Vonnis.
I I I.
Beklemde Ziel, met recht benaaude hert,
Wat angst, wat schrik, wat vrees, wat bange smert,
Drong u, het is of gy nu had vervuld,
U schuld.
| |
[pagina 93]
| |
I V.
Gy zijt ô Heer, de zuiv're Heiligheid,
Maar mijn bedrieglijk hert heeft my verleid,
Ik ben melaats, besmet, onrein, vol stank,
En krank.
V.
Ootmoedelik, en nedrig, ik beken,
Dat ik u gunst en hulp, onwaardig ben,
'k Leg mijn verbrijzeld hert gansch open nu,
Voor U.
V I.
Ach soetste Jesu, eeuwig Heil-Fontein,
O schoonste aller menschen, gy allein
Geeft mijn geperste Ziele, als gy wild,
Wat stild.
V I I.
Gy Vader denkt aan 't lijden van u Soon,
Siet aan zijn kruis, zijn smaad, zijn doorne Kroon,
Hersteld mijn droeve ziel, want mijnen nood,
Is groot.
V I I I.
O Jesu, Koning, mijne Ziel regeer
U alderliefste byzijn ik begeer,
Beschermt dog mijne Ziel, geeft door u hand,
Bystand.
I X.
O Mijnen alderschoonsten Bruidegom,
Ziet gy na my, mein-eedige noch om,
'k Val u met heil'ge schaamt, en diep ootmoet,
Te voet.
X.
Gy zijt alleen mijn Ziele medicijn,
En schenkt u zelven my, in brood en wijn,
Sterkt mijn geloof, en mijn gequetsten geest,
Geneest.
| |
[pagina 94]
| |
X I.
Maak my ten nut u kostelijk randzoen,
Toon my, wat gy uit liefd' hebt willen doen,
Voor my, die anders niet als smert en leed,
U deed.
X I I.
Och dat u Geest nu uit de hoogte quam,
Och dat gy nu mijn herte tot u nam,
Om dat te heil'gen, en te storten in,
U min.
X I I I.
Dat is het grootste dat mijn Ziel begeerd,
By dit is my de wereld gansch niet weerd,
'k Zal daar na uitzien, tot gy mijn gemoed,
Voldoet.
A.V.D. |
|