Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: Van Lodest. Uitsp. pag. 282. Soo &c.I.
Daar berst mijn Ziel in klachten uit,
Ik mach niet wesen Jesu Bruid,
d'Edelst', de rijkst', de schoonst' mag ik ach niet beminnen;
Als aan de deur mijn bede klopt,
De Heerlijkst' als zijn ooren stopt;
Ik klaag, ik kerm, ik roep doe open, laat my binnen;
Gy hebt my 't herte genomen, genomen,
Hert genomen, genomen, genomen,
Zal ik by u komen;
| |
[pagina 88]
| |
I I.
Mijn ziele leid aamegtig neer,
Want zy is krank van liefde teer;
Aardsche rijkdommen, staat, eer, kan haer niet genesen,
Gods kind'ren zelv' zijn mijn verdriet,
Zy steeken wel, maar heelen niet,
'k Zie om, ik overleg, 'k besluit 't moet Jesus wesen,
En Jesus wil my niet minnen, niet
Minnen niet minnen, &c.
Ach wat sal ik beginnen.
I I I.
Wat wonder dat de Heer niet hoord!
Ik nietig mensche heb zijn Woord
Door aardsche liefde niet geagt, hem afgeslagen,
Hem, die in hel-angst, riep vriendin,
Doet open, Schoone laat my in!
Mijn hert bleef voor hem toe, nu laat Hy my ook klagen;
Wat raad? Ik zal Hem nalopen, nalopen &c.
Roepen, 't hert is u open.
I V.
Jesu, het smert my dat ik U
Heb laten buiten staan, ziet nu,
Ik snak, 'k ben flauw, ik bid komt in mijn wonen;
Gedenkt niet langer aan die smaat
U aangedaan, mijn liefste slaat
Op my uw medelijdend' oog, wild liefd' my tonen:
Ach! ach! het vald my soo bange, soo bange,
't Valt zoo bange &c.
't Hopelose verlangen.
V.
Daar leid mijn hoop van immermeer
Hem door mijn liefd' t'omhelsen; 'k keer,
My nu na 't aardsch gemak, en vreugd, om rust te krijgen,
| |
[pagina 89]
| |
Of luy in Godsdienst in mijn hert,
Te doden mijn benauwde smert;
Maar 't is al niet 'k word rusteloser: Heer ik hyge
Maar, 'k ben zonder kragten, geen kragten! zonder &c.
Laat gy my soo versmagten?
V I.
Daar daald Hy lievend' in my, ziet,
Hy mag, hy kan, hy wil my niet,
Hoewel ik trouw'loos ben geweest, geheel begeven:
Welkom, mijn Jesu, heil, en rust!
My nevens u geen ding en lust,
Weg aerd', weg sond', ik sal mijn liefste voortaan leven?
Ik sal Hem altijd omermen, omermen! Hem &c.
't Koomt my van zijn ontfermen.
J.H. |
|