Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
op dezelve vois.I.
Die met Godloose luy niet om en gaat,
Die nooit bewilligt in haar boosen Raad,
Die by de spotteren zig niet wil voegen,
Maar schept in Godes Wet al zijn vernoegen,
Ja dag en nagt ook maakt zijn werk daar van
Die is voorwaar een zeer gelukkig Man.
I I.
Die Man zal zijn gelijk een sappig hout,
Dat van een stroomend water werd bedouwd,
En op zijn tijd nooit feilde vrucht te dragen,
Wiens blad en loof ook na geen buyen vragen,
Ja wat hy ooit sal nemen by der hand,
Daar werd geluk gepaard met goed verstand.
I I I.
Maar anders gaat het met een Godloos man,
Die voor de wind als kaff stuift uit de wan,
Die nooit bestaan zal in Godes gerichten,
Maar zal met smaad en schande moeten zwichten,
Ook word hy, daar de vroomen koomen t'zaam,
Gerekent voor een man van geenen naam.
I V.
Want God die kent der vroomen luiden weg,
Hy weegd haar pad: hy kent haar overleg
Voor heilig en voor goed, want al haar treden
Die houden vast aan recht en billikheden,
Maar den Godloosen wegen vol verdriet,
Die eindigen in een rampsalig niet.
P.V.S. |
|