Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
Op de wyze van den 6. Psalm.I.
Meedogenden beweender,
Liefd' dragende besteender,
Van Mijn vervallen Kerk,
Komt, zet u aan Mijn voeten,
Ik zal u druk versoeten,
En toonen levens-merk.
I I.
Ga naar voetnoot+In zeven duisend zielen,
Die niet voor Ba-al knielen,
Noch kussen zijnen mond:
Mijn kracht is niet geweken:
Geen macht kan 't zegel breken,
Van 't Eeuwige Verbond.
I I I.
Al zijn de Helle-spooken,
Ten afgrond uyt-gebroken,
Zy spillen haar geweld,
Op alle die ten Leven,
Van my zijn opgeschreven,
En in mijn Raad geteld.
I V.
Zy die haar Chris'nen noemen,
En op de Waarheid roemen,
Dat uitterlijke Volk,
Die maar de letter kennen,
En haar niet laten mennen,
Door 's Hemels Heil'gen Tolk.
| |
[pagina 5]
| |
V.
Die zijn wel doode rompen,
Wel vormeloose klompen,
Wel lijven zonder kragt:
Maar Ik sal haast verschijnen,
Tot troost van al die quijnen,
Betrouwd, Mijn Volk, en wagt.
V I.
De springvloed der Genaden,
Daar 't aardrijk in zal baden,
Na 's Vaders hoog bevel,
En kan, nog zal, niet komen,
Voor dat de hand der vroomen,
Ga naar voetnoot+ Is weg, zeid Daniel.
V I I.
Ga naar voetnoot+En Moses, Mijn Propheten,
Die hebben dit geweten.
Dan zal Ik Michaël
Een Geest des levens zenden,
Tot aan des aard-boom 's enden;
Ga naar voetnoot+'t Veld van Ezechiel.
V I I I.
Zal dan van menschen krielen,
En weergebaarde zielen,
Gevoeid met Hemels merg:
Ga naar voetnoot+Den Heiden zal den Joden,
Dan juichend', komen noden,
Tot Mijnen Heil'gen Berg.
I X.
Ga naar voetnoot+Al schijnen zelfs Mijn Schapen,
Met 't dwase volk te slapen,
Want haast een and'ren staat.
En 't blinken van Mijn luister,
Het alderdroevigst duister,
Gaat voor den dageraad.
N.N. |