Dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door verscheyde zangh-lievers
(1681)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijToon: Psal. 45. 18. 32.
I.
De Bruydegom.
Hoe schoon sijn uwe gangen in de schoenen,
Gy Princen, Princen Dochter, uwer Heupen
| |
[pagina 133]
| |
Omdraeyingen, omdraeyingen die sijn
Als kostelijcke ketens sijnde t’werck,
‘t Werck sijnde van een constenaer sijn handen,
U navel is een ronde, ronde beecker:
Die geenen dranck ontbreeckt, een tarwen hoop,
Rondom beset met Lelien u duyck.
II.
Beyd’ uwe borsten zijn gelijck twee welpen,
Twelingen van een Rhee en als een toren,
Van Elpenbeen alsoo is uwen Hals,
U oogen als de Hesbons vijvers sijn,
By Bath ribbim de poorte, als de toren,
Van Libanon, van Libanon die regen
Damaskus siet, alsoo is uwen Neus,
U Hooft op u gelijck als Karmel is.
III.
De Hayrbant van u Hooft die is als purper,
De Koninck is als op de galleryen,
Gevonden hoe schoon sijt ghy, en hoe lief,
Hoe ist slijck sijt g’in wellusten O Lieff,
Dees uwe lengte is te vergelijcken,
By eenen Palmboom, en beyd’ uwe Borsten
By trossen, ‘k seyd’ ick sal den Pallemboom,
Op klimmen en sijn tacken grijpen aen.
IV.
Soo sullen dan u borsten sijn als Toorens,
Als trossen aen den Wijnstock ende reucke,
Van uwen Neus als Appelen, en uw
Gehemelte als goeden wijn die recht,
Recht gaet tot mijn beminden doende spreken:
De Bruyt.
De lippen van de slapende mijns liefftens,
Ben ick en sijne toegenegentheyt,
Sijn toegenegentheyt die is tot my:
V.
Kom laet ons in ‘t velt uyt gaen o mijn Liefste
| |
[pagina 134]
| |
Laet ons vernachten op de dorpen, laet ons
Ons vroeg na de Wijn-bergen maecken op,
Laet ons laet ons sien of de Wijnstock bloeyt,
De jonge, jonge druyfkens haer doen open,
De Bomen van Granaten hem uytbotten,
Daer sal ick u mijn Liefde geven, mijn
Uytnemende ick u daer geven sal.
VI.
De Dudaim geven reuck en aen ons deuren,
Sijn aller sijner nieuw’ en oude vruchten,
Die heb ick o mijn Liefste die heb ick,
Voor u voor u mijn Liefste wech geleyt,
De Dudaim geven reuck en aen ons deuren,
Sijn allerleye nieuwe’ en oude vruchten,
Die heb ick o mijn Liefste, die heb ick
Voor u, voor u mijn Liefste weg-geleyt.
|
|