ne Ziel vreugde genieten mogen.
Maer voor genomen hebbende dese Liederen yemand op te dragen die deselve insonderheyd aengenaam mochten sijn, hebbe niet langh in bedencking wegens de keure der persoonen, my op gehouden. Want by wien souden se met meerder toegenegentheyd kunnen worden aengemerckt ende ter herten genomen, als by haer, die den Dichter, naest God, het wesen en leven heeft gegeven; daerom als sijnde de vruchten van hare Vrucht, ende de voort-telingen van hare Af-zetsel, ten dien opsichte hare Liederen billijck mogen worden genaemt? Ick neeme dan de vrymoedigheyd, Me-Iuffr. dit Dicht-kunstigh Ziel-werck U E: als uw eygen toe-behoorende, op te offeren, op dat gy in de nalatenschap des Geests van uw voor Eeuwig Zalige Philippus sijns somwylen gedenckende, deselve oock somtijds meugt op-singen, terwijlen hy in de volmaeckte Vreugde by Godt opsingt, in ’t geselschap der Engelen ende Salige Zielen het Eeuwigh Halelujah. Neem dan dese geringe Dienst, en dit kleyn geschenck in gunst aen, uyt handen
Me-Iuffrouw,
Van U E: gansch toegeneughde in Christo, ende getrouwe Dienaer,
W. Clerck.