Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers
Afbeelding van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lieversToon afbeelding van titelpagina van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (63.98 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers

(1688)–Philippus van Sorgen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 20]
[fol. 20]

Eerste Boeck

en Eerste Gesang.

 
Soo Iesus grootheyd my geeft rijm en digtens-stof,
 
Indien ick my verstout te spreken van sijn Lof,
 
O gy die oyt of oyt waerd met zijn min bevangen!
 
Komt leent een gunstig oor en hert aen mijn gesangen.
 
Geen konst-verdigte saeck word u hier voor gestelt,
 
Of van een valschen God, of een gemaeckten Held,
 
Eer soud sig onder een het vyer met water meng’len,
 
Als Iesus zijn geplaetst benevens Mensch of Eng’len,
 
Want zijnd’ God en Mensch in een Persoon te saem,
 
En dat van ‘t meerder deel een saek bekomt haer Naem,
 
Soo noemen wy hem God, wijl God in Iesus woonde,
 
En dat sijn volheyd daer lichamelijck sig vertoonde;
 
Wanneer een enck’le strael van dat aentrecklijck beeld,
 
Aen eenig Schepsel werd by wijlen mee-gedeelt,
 
Hoe werden wy verruckt, door ‘t geen God daer ten toon leyd,
 
En dat maer lelijck is by Iesus volle schoonheyd.
 
Een Engel is wel schoon en heerlijck van gelaet,
 
Maer Iesus is het vry in een volmaeckter graet,
 
Den een is maer Copy, maer Iesus is waeragtig
 
En onvermindert al, wat Godlijck is, deelagtig.
 
Een Engel is begaeft met hoog-verligt verstand,
 
En met een vrye wil, die steets van Liefde brand,
 
Maer ‘t onderscheyd bestaet voornamelijck in desen,
 
Dat Gods verstand en wil zijn Iesus eygen wesen.
 
Genade en Heerlijkheyd maeckt Eng’len met God een,
 
Maer geen van haer was oyt sijn Godheyd selfs gemeen;
 
Want daer is tusschen God en Iesus een verbintnis,
 
Waer door hy een met God ja ’s Vaders eenig Kind is.
 
En schoon dat d’Engelen zijn Gode seer gelijck
[Folio 21]
[fol. 21]
 
Haer wercken evenwel, zijn niet verdienstelijck;
 
Maer Iesus wercken zijn soo groot en vol van waerde,
 
Dat niets haer op en weegt in Hemel nog op Aerde.
 
Gy Eng’len, die met ernst hebt Iesus wel beschouwt,
 
Terwijl hy besig was met timmer-werck en hout,
 
Gy weet dat selfs oock doen uw’ schitterende stralen,
 
Niet eens by ‘t Sonne-ligt van Iesus mogten halen.
 
Oock in die Nagt wanneer het Woord verscheen in ‘t vleesch,
 
Benaemt gy d’Herderen haer ongegronde vrees,
 
En sond haer datelijck naer een van Betl’ems stallen,
 
Daer sy hem hulde doen, en voor hem nedervallen.
 
Terwijl hy sonder spijs gaet in de Wildernis,
 
Na veertig dagen strijd, soo deckten gy den Dis,
 
En offert hem uw’ dienst, een ander quam hem stercken
 
In nog een banger strijd, een and’re opent de sercken
 
De Heyligen die oyt u sagen voor den Throon,
 
Waer op geseten was het Lam, Gods eygen Soon,
 
Die seggen dat gy had uw’ aengesigt bewonden,
 
Op dat gy niet en wierd van sijnen glans verslonden,
 
Sy merckten in u aen een diepe eerbiedigheyd,
 
Ia menig Legioen stond tot sijn dienst bereyd.
 
Uw’ oog verblickte noyt, die beyde stee vast stonden,
 
Om hem, waer ‘t mogelijck te pylen en te gronden,
 
O Cherubijnen! die volvoert sijn wil en woord,
 
Ey seg wat was het dat uw hert soo had bekoord,
 
Dat gy geen ommesien kond van mijn Iesus duyren,
 
‘t Was dog alleen niet om sijn Menschlijcke natuyre.
 
Of dat gy saegt een Kind daer leggen in een stal,
 
Of een bevallijck Mensch, in ‘t woest door berg en dal,
 
Maer op en neder gaen, nog oock om die vertooning,
 
Die hy wel aen u deed van een verheerlijckt Koning.
 
Gy saegt sijn Godheyd aen, het geen u soo verbind,
 
Dat gy tot sijnen dienst zijt vlugger als de wind.
 
En hierom moet elck een sig wel geluckig agten,
 
Die maer gelijck een knegt op sijn beveelen wagten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken