| |
| |
| |
Hoofdstuk XXX.
De terugkomst van Frank uit Parijs, toen hij zijn collega aan het station had laten staan, en zonder een groet bijna naar het rijtuig gevlogen was waarin Eva hem wachtte, dat eerste uur t'huis na die lange afwezigheid en dàt weerzien na zóó'n lange scheiding - acht volle dagen! - het had een gebeurtenis in hun beider leven mogen heeten, en ze hadden zich afgevraagd hoe 't mogelijk was geweest dat ze nog zóó lang zonder elkander hadden gekund. - Het was na dien zaligen dag of hun leven te zamen op nieuw was begonnen: en het eenige doel van dat nieuwe leven was geweest: alles voor elkander zijn. Hoe vol attenties, hoe geheel aux petits soins was Frank weer op nieuw geworden; hoe had zijn vrouwtje hem daar telkens en telkens weer voor beloond met een kus, een blik, een dankbaar woordje.... moest hij haar nù niet dubbel zijn aandacht en teederste liefde wijden?.... De tijd naderde immers meer en meer, waarop de kleine baby, die ongetwijfeld in lieftalligheid en in alles op zijn moeder zou gelijken, zijn intrede in hun gelukkige woning zou doen! Slechts ééne was er die in zorg, in duizend vreezen, in het geven van goeden raad, in het angstig bespieden van Eva, Frank nabij te komen vermocht:
| |
| |
het was de alle mogelijke en onmogelijke gevaren omvamende en tegelijk buiten sluitende Mevrouw van Arichem, wier bedrijvigheid en wat er bij behoorde steeg met den dag, zóó dat die, met de vroeger aangewende vergeleken, alles was, en die vroegere gelijk nul. Hoe gelukkig was Eva, door zooveel liefde omringd!
Bij al die zorg en toewijding kostte het Frank vaak moeite den tijd voor de zich meer en meer uitbreidende werkzaamheden en beslommeringen te vinden, die het nieuwe plan, de oprichting van het Concertgebouw, hem gaf. Het werk vorderde, de Commissies vergaderden, de commissarissen werden voortdurend bij het werk gezien, het beste bewijs voor hun ijver en de moeite, die zij zich gaven. - Mocht het verwondering wekken dat te midden van dit alles de dagen voor Frank en Eva omsnelden, dat de groote gebeurtenis, waarin beide familiën, en nog zoovelen behalve dezen het hoogste belang stelden, weldra onmiddellijk aanstaande was? - Frank had geen raad geweten met al de gewichtige en nog gewichtiger zaken, toen hij eindelijk besloten was niet meer uit te gaan, toen Mama den ganschen dag over den vloer was geweest, stilte in huis geboden had en met een allergewichtigst gezicht rondgeloopen, en de medecommissarissen, die Frank allernoodzakelijkst hadden moeten spreken, nu half fluisterend in Franks benedenkamer - op hoeveel afstands van de vertrekken waar Eva verblijf hield, af! - de belangen van de groote onderneming hadden besproken. Neen, men moest zulk een allerbelangrijkste periode in het leven van een mensch hebben doorleefd en meegemaakt, beweerde Frank, om van zoo iets eenig begrip te krijgen!
De couranten hadden eindelijk het heuglijk nieuws vermeld, de halve stad had zich, om met Mevrouw van Arichem te spreken, vóór de voordeur verdrongen om op het briefje te kijken, brieven en telegrammen waren verzonden,
| |
| |
bedienden in gala hadden den stadgenooten verkondigd dat den huize van Arichem een dochter geboren was; en dit alles was onder de leiding van Mevrouw van Arichem met zulk een beleid en behoedzaamheid geschied, dat de lieve Eva van al die drukte niets gemerkt had. Onder zulk een directie kon dan ook alleen zoo iets mogelijk zijn. Al gebiedt de eerlijkheid te vermelden dat Mevrouw, als zij het voor het zeggen gehad had, liever een zoon hadde begroet, zij was toch zóó zenuwachtig geweest door de groote blijdschap, gevolgd op de groote spanning, dat zij zich betrapt had - waar zij later groote spijt van had gehad - dat zij haar man eens ongeduldig, al was het ook met het gebruikelijke ‘lief’ er bij, had toegevoegd: - doe me nu één pleizier, en beredder niet mee, lief! want van al die dingen heb jij toch niets geen verstand.
Mijnheer van Arichem had sedert gezwegen. Hij was zelf zoo zenuwachtig geweest in die dagen, dat hij, hoewel reeds dood-op van 't heen en weer loopen tusschen zijn eigen kamer en de huiskamer, dit toch niet had kunnen nalaten hoe dwaas hij 't ook gevonden had, en al was Lucy niet in de huiskamer geweest. Dan was hij weer onverrichter zake naar zijn studeerkamer teruggekeerd, waarbij zijn laarzen met driedubbele zolen, die hij 's winters altijd droeg om de vochtigheid en de kou, hadden gekraakt in de gang, en hij had ingespannen-bedaard zitten wachten tot Lucy weer een estafette zond. - Driewerf gelukkig! alles wasgoed gegaan. - Zie je nu wel, lief, had Lucy gezegd, - dat je alles gerust aan mij kunt overlaten?....
Mevrouw van Arichem weet 't inderdaad voor een groot deel aan hare goede zorgen dat alles zoo goed gegaan was. Langzaam, heel langzaam verordineerde zij nog altijd, al zei Eva dat ze weer de oude was, al groeide baby prachtig, al vermeide Frank zich, zonder dat er eenig spoor van ongerustheid was overgebleven, in 't aanschouwen van zijn dub- | |
| |
belen schat eer hij naar de vergaderingen voor het concertgebouw ging, die hij nu zoo kalm kon bijwonen. Hij moest nu zijn schade inhalen. Eva was zoo druk met baby bezig, zij nam de taak eener jonge moeder zoo zorgvuldig ter harte, zoodat al de drukten, die zijne dagelijksche bezigheden Frank nu verschaften, hem dubbel welkom waren, want, natuurlijk, de zorgen die een jonge wereldburger vereischte, waren van dien aard en zoovele, dat een vrouwtje, ook het meest liefhebbende, daardoor zich wel niet meer zoo alleen en uitsluitend met haar echtgenoot occupeeren kon.
Waar bleef de tijd!.... Welk een serie van huiselijke tafereeltjes!.... Baby werd nu haast een jaar, en na al de bezigheid en drukte die ze haar moeder overdag kon geven, was deze 's avonds vaak nog niet moe Papa van al de heldenfeiten te vertellen. - Ze zaten dan zoo gezellig bij elkaar dat Mama van Arichem bijna een spelbreekster geschenen had, toen ze er Frank schoorvoetend op wees dat 't nu al de derde keer werd dat hij voornemens scheen van Ooms verjaardag zelfs geen notitie te nemen: dit was toch niet goed. - Vraag nu eens aan Eva, had zij er bijgevoegd, of zij dat niet met mij eens is. Vóór de jaardag van baby invalt, zou ik zeggen, kun je best een paar dagen naar Oom gaan.
Mevrouw van Arichem had Eva aangezien, als om haar antwoord op haar gezicht te lezen. - Ja, als Mama er op gesteld was, en dit kon zij begrijpen, had Eva gezegd, - dan was het nù de beste tijd. Hare taak als voedster spoedde ten einde, en ze had er al verdriet van gehad, om Franks wil, dat die stoute baby van de nachten dagen maakte; als Frank nu voor een paar dagen naar Oom ging, hoopte zij baby in dien tijd voor goed met de bonne naar de kinderkamer te kunnen verbannen: de ondeugd had dit wel als straf verdiend! Zij drukte tegelijk een kus op het hoofdje van de kleine zondaresse. - Hoe 't me aan mijn
| |
| |
hart gaat je te missen, zei ze tot Frank, - àls je naar Oom zult gaan, is dit de beste tijd.
Frank aarzelde, 't Was waar, hij verwaarloosde zijn Oom wel wat erg, en als Eva 't nu óók vond.... - nu, voor een paar dagen dan, zei hij; maar toen hij dat gezegd had, had hij eigenlijk al spijt. - Maar komaan; het was kinderachtig, had Mama gezegd: er werd afgesproken over en weer trouw te schrijven, - en ik verdeel mijn tijd, zei Eva, - tusschen de zorg voor onze lieveling en 't denken aan 't heerlijkst weerzien, zooals ik er één heb gekend. En als je nog wat af kunt spreken, of informeeren te Parijs dat jelui mooi concertgebouw nòg mooier kan maken, verzuim 't vooral niet, want de heele stad is het er over eens dat het een eerezuil is, die jelui je in dat concertgebouw sticht.
De reis werd door Frank met meerdere opgewektheid dan den vorigen keer volbracht. Hij zag het blijde gezicht van Oom al, als hij dien straks zou verrassen, het zou alleen de reis waard zijn. Zijn Eva was toch een verstandig vrouwtje; menige vrouw had' bezwaren geopperd, zij had hem deze reis zelfs gemakkelijk gemaakt. - Hij hoorde zijn Oom al uitroepen: - jongen, jij weer hier?.... Hoe kom je zoo op eens uit de lucht vallen? En hoe maakt het je vrouw, en de kleine Lucy?.... Hij hoorde er Oom al over uitweiden hoe trotsch Mama op haar naamgenoot zou zijn. - Groeit ze goed?....
De werkelijkheid overtrof nog verre zijn verwachting. Frank viel vóór het open vuur in Ooms salon neder, en Oom scheen het toe of de jongen niet weg geweest was. Oom ging terstond aan 't vertellen; ze moesten zich den tijd ten nutte maken, zei hij, want wat waren Franks verschijningen in den laatsten tijd anders dan die van een witte raaf?.... Maar nu was Oom toch in zijn schik met de overkomst van zijn Neef: - jongen, weet je wel dat ik bijzonder in mijn schik ben? vroeg hij. - Ik heb me anders in
| |
| |
de laatste twee maanden allesbehalve prettig gevoeld. Ik heb 't maar niet geschreven; och, wat heb je er aan als 't toch niet zóó is dat er iemand voor overkomt?....en misschien is 't niets dan gevatte koude. Maar daar heb je bij voorbeeld slapen: dat doe ik nog allerellendigst in één woord. En dan dat been.... sapristi, als ik weet waar 't daarmee heen moet.... Mijn doctor heeft op nieuw bewezen dat zijn kunst gelijk nul is.... Dat is nu nog wel een Parijsche doctor: hoe moeten de doctors in Holland dan wel zijn?.... Jongen, ik wensch je uit den grond van mijn hart dat je maar nooit ziek wordt!....Ik drink nu al op raad van mijn kwakzalver niets dan gewonen Bordeaux, en vóór 't diner al één glaasje absinth minder, terwijl van fijne diners.... maar nu vraag ik je, jongen, hoe kan een mensch dineeren als hij toch al geen honger heeft, en hij moet zich dan al behelpen, op raad van zijn doctor, met een diner waar Lacien nog niet hard in bijten zou?....
Nu Frank Oom goed aanzag, viel het hem op dat deze oud geworden was. Die neus scheen grooter geworden, de slapen van Ooms hoofd waren ingevallen, de trekken scherper geteekend. Hij kon niet meer zoo onder 't praten van den hak op den tak springen, wat altijd een bewijs zijner opgewektheid geweest was, en hij staarde bij wijlen minuten achter elkander in het vuur, met de linkerhand zoo wat met zijn horlogeketting spelend en de rechter slap neerhangend langs zijn stoel. Maar toen Frank hem zeide dat hij met het oog op zijn naderenden verjaardag te Parijs was gekomen, helderde Ooms gezicht heelemaal op: hij voelde zich zelfs niet erger, viel hij hem in de rede, en dat schreef hij alleen toe aan de komst van zijnen neef.
Maar Oom scheen als verjongd op zijn verjaardag zelven, toen hij Frank bij het ontbijt al toeriep: - jongen, in hoe lang hebben wij dezen dag niet samen gevierd!....Ik had niet gedacht dat je op mijn verjaardag ooit meer hier zoudt
| |
| |
zijn!.... Van middag gaan wij naar Cuvillier, om me te laten feliciteeren; daarna zullen we eens heel fijn dineeren; ik ben waarachtig nog jong, en 't is of mijn been ook wat beter is van daag!.... Ik verzeker je dat we van middag wat beters zullen drinken dan dien gewonen Bordeaux, en 't eerste glas zal gewijd zijn aan de kleine meid en je allerliefste vrouw!....
Frank had Frank wel niet meer moeten zijn als dat goede humeur van Oom hem koud gelaten had. 's Middags bij Cuvillier stonden de vrienden al te wachten; men had zijn ouden vroolijken Hollander terug, en was onvermoeid in het drinken op zijn gezondheid; na Cuvillier werd Bignon opgezocht, en 't fijnste diner met den fijnsten wijn was nog nauwelijks goed genoeg voor zulk een feestdag. Na het diner werd de koffie gebruikt met groene chartreuse, en Oom riep uit: - nu naar het beroemde en beruchte Frascati!
Frank zag hem aan. Oom keek verwonderd op: - dat is het interessantste wat ik je op het oogenblik kan laten zien! Op mijn woord van eer, daar vind je van avond half Parijs.... Of denk je dat je daar als getrouwd man niet komen kunt?.... Gekheid!.... Daar gaat iedereen naar toe die 't treft dat hij op 't oogenblik te Parijs is.
- Oom had gelijk.
- 't Is alleen de decoratie reeds, zei Oom, - die de entrée waard is. Wij nemen slechts een kijkje, en dan weer naar huis. Je begrijpt toch wel dat ik mijn kwakzalver nu niet zùlk een slag in zijn gezicht wil geven, dat ik een halven nacht van mijn bed blijf?....Och, die kwakzalver is nog zoo kwaad niet, zei Oom in het beste humeur, - hij kan 't niet helpen dat ik dat aan mijn been gekregen heb. Komaan jongen, geef mij je arm, en dan: en avant!
Wat ze ook gezien en bijgewoond hadden, onze twee heeren wisten nu 't eerste oogenblik toch niet wat ze za- | |
| |
gen. Onder het terras, waarop ze stonden, ontplooiden zich voor hunne oogen tallooze bladeren van tropische gewassen; bloemen geurden; honderde gasvlammen werden door zacht gekleurde ballons getemperd en verspreidden, in spiegels weerkaatst, een fantastisch en tooverachtig licht; wat de kunst ter versiering had vermogen uit te denken: beelden, fonteinen, watervallen, het scheen hier van deze standplaats af, nog meer relief te krijgen. In afdeelingen was deze ruimte verdeeld; men moest goed uit zijn oogen zien om van alles een overzicht te krijgen; elke afdeeling was weer anders gedecoreerd: hier was het een verlichting à giorno tusschen de palmen, die aan een sprookje van den heerlijksten Kerstnacht deed denken; dáár waren het grotten, als kramen bij een kermis ingericht en gestoffeerd, waarin de mooiste verkoopstertjes troonden, waarlangs men wandelde terwijl twee verborgen orchesten zich deden hooren: opwekkende dansmuziek, waarop ginds de paren zich bewogen, terwijl ook hier, waar men niet danste, toch geen enkel vrouwenvoetje zich anders dan op de maat der muziek nederzetten kon. Tegen de wanden: sofa's, waarop beeldschoone vrouwen, met oogen die schitterden in het licht, en de rijkste en smaakvolste toiletten, licht en doorschijnend zoodat ze het schoonste blank van boezem en armen prijs gaven aan ieders blik. Met de waaiers in de fijne handjes allerlei coquette bewegingen makend, en noodigend om zich naast haar neder te zetten. En verder: wel voorziene buffetten, waarin als in de kramen, verkoopstertjes zich bevonden achter keur van spijzen en dranken en 't helderst glaswerk en kristal, zóó verlicht, dat hij die dien glans daarop aangebracht heeft een kunstenaar mag heeten, en een meester in zijn vak. - Wie van dit terras af alles heeft aanschouwd, wie den voet heeft laten dwalen beneden tusschen al
die pracht door, hij voelt zich met onwederstaanbare kracht geboeid aan elke plek, bewondering overmeestert hem, en terwijl hij verder
| |
| |
gaat om te zien en zich te verbazen, wil hij op zijn schreden terugkeeren om nòg eens te aanschouwen wat hij reeds bewonderd heeft. Een nacht, hier in den schoonsten dag herschapen, is daar niet lang genoeg toe! En men eindigt met alles en niets meer te zien, en zich onder de zoete begoocheling te laten brengen van wat hier betoovert en bekoort.
Daar zat op een der sofa's tegen de wanden een vrouw, op welke alle voorbijgangers hunne blikken vestigden. Zij droeg lichte kleederen, het hoofd rustte fier op den schoonen hals, het donkere haar was in zware vlechten gestrengeld, die schouders, die taille - het was niet noodig dat zij het hoofd wendde opdat Frank zou weten dat dat.... Greta was. Greta, die hij verre gewaand had; als hij dat niet gedaan had, hij zou zeker hier niet heen gegaan zijn. Hij schrikte. Een oogenblik stond hij genageld aan den vloer; hij wilde zijn schreden wenden, maar bij den aandrang van al die menschen was het hem onmogelijk; strak vóór zich heen ziende en pratend met zijnen Oom om zich te houden alsof hij haar niet had opgemerkt en om evenmin door haar te worden gezien, ging hij verder. - Eén blik was genoeg geweest om hem te overtuigen dat zij van al die schoone vrouwen verreweg de allerschoonste was. Met oogen driest en koen keek zij in het rond, en zag uit naar iemand dien zij wachtte.
Eensklaps had zij Oom in het oog gekregen. Zij rees op, deed een paar schreden, en reikte hem bevallig de kleine hand. Oom liet niet na die hoffelijk te drukken en in de zijne te houden, terwijl hij haar een allervleiendst compliment over haar meer dan gracieuse, alles wat hij tot nog toe gezien had in de schaduw stellende kleeding maakte. Zij lachte en lonkte, waarbij zij Frank niet eens aanzag: het scheen alsof zij hem zelfs niet opgemerkt had. Zóó stond zij nog toen een jongmensch haar genaderd was; zij
| |
| |
liet Ooms hand met een knikje los, nam den haar aangeboden arm, en verdween zonder om te zien met het trotsche hoofdje in den mooien nek met haar cavalier in het gedrang. Toen Oom verder wilde gaan, moest hij Frank twee malen aanstooten, zóó was hij in het nastaren van het zich verwijderende paar verdiept.
De heeren reden huiswaarts. - 't Was laat geworden, zei Oom, - hij had knorren van den doctor verdiend. - Welk een vrouw! riep hij op eens, maar Frank gaf geen antwoord. - Nu, antwoord was ook niet noodig; daarover was de heele wereld het eens. - Nacht jongen!....je moogt er je op beroemen dat je je Oom een verjaardag hebt bezorgd, zooals hij er in geen jaren een heeft gehad!
't Duurde lang eer Frank den slaap kon vatten. Hij had eindelijk de oogen gesloten, en toen had hij een benauwden droom gehad: hij had Eva gezien met baby, en daarna was Greta als dezen avond van de sofa opgerezen, en zij had zich vóór hem geplaatst tusschen hem en het beeld van Eva met baby in. Hij was wakker geschrikt: het was gelukkig maar een droom geweest, maar daarna had hij nog geruimen tijd noodig gehad om weer tot rust te komen, en eerst tegen den morgenstond was hij ingeslapen. Hij was toen opgestaan, betrekkelijk vroeg reeds, want het had geschenen of dat visioen hem nog maar altijd niet verlaten wilde, zelfs nog niet toen hij zich nedergezet had om aan Eva te schrijven, 't Was of 't zijn gedachten zóó bezighield, dat er in dien brief aan zijn vrouwtje iets gedwongens ontstond, iets stijfs - het was of hij iets te verhelen had: hij wist 't zelf niet. - Lieve Eva, was hij al, in gedachten, begonnen in plaats van zooals de gewone aanhef was: lief, best vrouwtje. Hij had het papier verfrommeld en een ander genomen. - Lief, best vrouwtje.... het stond er nu, en de volgende regels stonden er ook; maar het was
| |
| |
toch het rechte niet. Hij kon maar geen gezelligen brief schrijven! Alleen de tijd die drong, deed hem den brief eindelijk dicht maken; als hij nu niet verzonden werd hoorde Eva morgen niets van hem. En dàt mocht en kon niet!
|
|