| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIX.
Dàt kon Eva toch spijten, en zij kon het niet begrijpen bovendien, dat Amy nog altijd de oude niet was. - Van Otto kwamen er nu zulke uitstekende berichten: de doctor had nog wel gezegd dat hij voor onbepaalden tijd in het Zuiden moest blijven, maar dat was alleen omdat men dan meer zekerheid had dat zich geen recidive zou voordoen, doch van gevaar was geen sprake meer; Rein was teruggekeerd en had dit alles bevestigd: hij scheen Amy alles vergeven te hebben, want hij was zelfs bijzonder vriendelijk geweest. - Eva had haar geplaagd: een van de twee reizigers, die zij het land uitgejaagd had, was al weerom; van nummer twee waren berichten dat hij zich best amuseerde; en de grijze haren van den derden ongelukkige kon niemand meer vinden: hij had ze zeker met zijn oude liefde uitgeroeid, want. jeugdiger dan ooit was hij aan den arm van een lief jong meisje gezien. Wat wilde Amy meer! - Maar Amy had zulk een ernstig gezicht gezet; ze had even gelachen, nu ja; maar de onbezorgde lach van vroeger was het toch niet meer. Wat kon die liefde toch een invloed uitoefenen!
Amy was als een blad aan een boom veranderd. - Vroe- | |
| |
ger was zij als het vlindertje; ze dacht nooit na of 't moest geweest zijn over haar pleizier, over toiletten en andere ijdele zaken; thans was ze waarlijk ernstig en ze kon daar zitten peinzen zooals Eva haar dat nog nooit te voren had zien doen: dan zag ze er mooier uit dan ooit, maar Eva maakte het bezorgd en ze wenschte de oude dartelheid maar liever terug. - Om haar pleizier te doen was ze dan dikwijls over Otto gaan praten: ze wist nog hoe prettig zij het indertijd vond als men haar van Frank sprak; maar dan had Amy's gezichtje zulk een eigenaardige uitdrukking aangenomen; wat had die moeten beteekenen of verbergen? Eva had 't niet kunnen raden.
Zij had verder tot nog toe sluimerende eigenschappen en huishoudelijke deugden in Amy ontdekt. - Mama had haar zooveel vermaningen meegegeven dat zij Eva dit uit de handen moest nemen, en dat; dat zij toch vooral moest zorgen dat Eva behoorlijk rust nam en dat zij niet in den tocht liep; en dat zij haar opvroolijkte en den tijd kortte dien Frank niet bij haar was, - Amy had die allen zóó opgevolgd dat niemand het haar had' kunnen verbeteren. - Zelve bedrijvig, lachte zij niettemin met Eva over de nog grootere bedrijvigheid van Mama, van wier lessen zij toch nog vreesde iets wat de vele details betrof, juist door die veelheid, te zullen vergeten. - En dan, vroegtijdig reeds in den morgen, kwam Mama zelve met allerlei lessen en vermaningen; zij kwam vragen hoe Eva geslapen had; na die vraag stelde zij een tweede: - kind, wat zul je nu van middag eten? - En zorg je wel voor beweging!.... maar vooral niet te veel, hoor! En maak je je met 't huishouden niet te druk?.... Je moet Amy de sleutels maar geven.... - Je moet altijd het rijtuig laten voorkomen als je commissies ver uit de buurt hebt, hoor! en neem den schimmel, want die is mak!.... En wat Mevrouw van Arichem dan al in haar eigen coupé had meegebracht van nuttige en noodige
| |
| |
en zeer wenschelijke zaken, die Eva van dienst konden zijn: een gansche bagage!
Tot hare groote verwondering had Eva nog niets nader van Jo Arenberg gehoord. Zij vond dit niet aardig; zij had gedacht dat Jo dadelijk in de volheid van zijn geluk met zijn meisje bij haar ware komen binnenvallen, of dat hij ten minste in der haast eenige regels op een stukje papier zou hebben gekrabbeld, om haar te melden: het is er door. - Terwijl zij een van de door Mama voorgeschreven wandelingen deed, liep zij hier juist over te denken, en zie.... dáár, op het plein met het groote postkantoor op den achtergrond afstekend tegen den blauwen hemel, kwam hij juist aan. Zij zou hem in het eerst niet herkend hebben, zoo vreemd zag hij er uit; het was of hij het er op aangelegd had om de gruwelijkste nonchalance in zijn kleeding ten toon te spreiden, en hij zag zoo bleek dat zij, naderbij gekomen, er bijna van schrikte. Hij dacht er niet aan haar op te merken, en hij liep door met groote stappen, waarom zij bleef staan en zijn naam noemde. - Als iemand die in een droom wordt gestoord zag hij op terwijl Eva hem staande hield: - ik had je al voor lang bij ons gewacht. Ik moest eigenlijk heel boos op je zijn....
Zijn stem kwam als uit een graf toen hij antwoordde: - alles is uit, en daarna verder wilde gaan. - Onmogelijk, meende Eva, en met zijn neerslachtigheid begaan vroeg zij wanneer hij vrij was en of hij niet eens wilde komen praten, om alles te vertellen. - Nu ja, hij was vrij: van avond; en hij zou komen.
Die woorden waren zoo lusteloos uitgesproken, en hij was zoo snel, zonder groet bijna, verdwenen, dat Eva wel het ergste vreezen moest. Zij vertelde t'huisgekomen alles aan Amy, die toch al in de geheimen was, en werkelijk met het lot van den armen Jo bewogen, beloofde zich gewillig met een boek naar de voorkamer te zullen laten verbannen ter- | |
| |
wijl Eva in de serre Jo's lotgevallen aanhooren zou. - De beide dames waren nu zoo nieuwsgierig geworden, dat zij haast den tijd niet konden afwachten tot het avond werd.
Op een wenk van Eva ging Jo zitten op denzelfden stoel die hem eenige dagen geleden tot rustplaats had gediend, en hij gaf een getrouw relaas. Zijn stem hokte af en toe, en de rieten zetel scheen nu nog minder tegen zijn aandoeningen bestand, zoodat hij nog erger kraakte en Eva nu nog meer spijt had dat zij hem geen sterkeren aangeboden had. Toen Jo eindelijk gereed was en met een diepen zucht besloot, klonk echter van de tegenovergestelde zijde een gulle lach. Jo zag op, en wist niet hoe hij het had. Bij zijn overprikkelden toestand moest zijn gezicht wel iets van gevoeligheid hebben vertoond, althans Eva vond het niet raadzaam hem weer aan 't woord te laten.
- Ik kan mijn ooren ter nauwernood gelooven, hernam zij. - Dat is een voorbeeld van zelfbeheersching en zelfopoffering dat eenig mag heeten in de annalen der menschheid! Maar ook van opoffering van anderen, en wel van eene die je het allerdierbaarst is. - Ongalante ridder, vroeg zij, den kleinen wijsvinger van de rechterhand bevallig in de hoogte, - heb je wel goed nagedacht over hetgeen je gedaan hebt? - Hadt je dat alles niet moeten bedenken eer je dien brief schreeft?.... Want welk een geheel onnoodig verdriet heb je haar nu gedaan! Ja verdriet.... want dat ze je liefheeft merk ik uit ieder woord waarmee je me haar houding schetst. En welk een overijling! - Vreesde je niet te kunnen leven ook met hetgeen Papa je bezorgen zou, dan hadt je geen woord tegen Anna moeten reppen. En dan.... terwijl die goede Papa me juist van middag vertelde dat hij er in geslaagd is iets voor je te vinden!....
- Geslaagd? riep Jo uit. - O, hij was doorgehold, hij was blind geweest, stekeblind, dwaas, mal, hij had alles
| |
| |
bedorven! - En wat had ik er wel bij kunnen verdienen? vroeg hij met tranen van spijt in de oogen.
- Nu, veel nog niet, maar een honderd gulden of zes.... om mee te beginnen, zei Eva. - Maar met kans op vermeerdering als de zaak opneemt. 't Is een agentschap van Ferrier en Co., dat Papa op het oog had, geen onbeteekenende firma en al jaren gunstig in Holland bekend. Zij wilde juist hare relaties in Holland uitbreiden, zei Papa.
Jo had zich wel voor het hoofd willen slaan. - Zeshonderd gulden!.... welk een schat bij hetgeen hij reeds verdiende!.... Dan hadden ze kunnen trouwen, dadelijk! De omvang, dien zijn domheid nu had aangenomen, dreigde hem te verpletteren: het was als draaide de gansche serre om hem heen. Aarzelend waagde hij na een pauze de vraag of er dan niets meer aan te doen zou zijn.... als zij eens bij Anna voor hem sprak. Want zelf gaan - o neen, dat durfde hij niet! De gedachte dat hij uit Eva's houding meende op te merken dat zij hem dit wilde aanraden, was al genoeg om hem het hart in de schoenen te doen zinken. - Ach toe.... ach kom.... wil je? vroeg hij weer precies op denzelfden toon als vóór een paar weken toen hij ook zoo - maar lang zóó hopeloos toch nog niet - tegenover haar had gezeten, en de hulpvaardigheid en goedhartigheid van Eva.... neen, iedereen ware op dat oogenblik met den armen jongen begaan geweest.
Toen Jo vertrokken was, kwam Amy met een gezichtje als een vraagteeken uit de voorkamer aangeloopen. - Eva zat juist na te denken hoe zij die twee àl te verstandige kinderen een verrassing zou bereiden; er werd beraadslaagd en eindelijk besloten, als nog het beste, dat Amy den volgenden dag een bezoek bij Marguérite zou brengen, en rondweg vragen of juffrouw Blaak eens even bij Eva komen kon.
Maar Amy ondervond den volgenden dag al dadelijk dat dit toestaan bij Marguérite nog moeite genoeg inhad. - Morgenavond?.... Dan ging Marguérite naar de komedie. - Over- | |
| |
morgen dan?.... 't Speet haar verschrikkelijk, maar dan ging ze naar het concert. 't Was ook deze week alle avonden wat! - En Anna kon onmogelijk van de kinderen weg.
- Wat zou je er dan van zeggen als ik Anna maar eens dadelijk meenam? - In dat vaardige kopje van Amy was de berekening reeds gemaakt: straks komt Jo voorbij als hij gaat eten - den naam dineeren mocht 't niet hebben - als ik Anna maar eenmaal binnengeloodst heb komt de rest van zelf.
Marguérite moest wel toegeven: ze had juist gezegd dat ze van middag niet van plan was uit te gaan. - Over alles pratend behalve over hetgeen juist de quaestie was, nam Amy Anna mee. Toen Eva's voordeur achter haar dichtgevallen was, dacht zij: - zie zoo, die zit in de val. Zij zag in verbeelding de scène reeds afspelen: Anna Blaak in Eva's achterkamer, Eva tegenover haar gezeten met een praatje tot inleiding, zij zelve op den uitkijk; Jo ingetikt, en nu de deur achter hèm toe. Daarna hem in de achterkamer geduwd, en flap! ook dáárvan de deur weder dicht. - Dan zullen ze 't wel uitvechten, dacht Amy, en ze was blij dat ze wat voor Jo kon doen.
In triomf kwam ze met Anna bij Eva aan. Anna wist niet hoe zij het had toen ze daar alleen in de achterkamer stond, nadat Amy gezegd had dat ze Eva zou gaan roepen. - Bij-de-handje! lachte Eva toen ze alles in der haast gehoord had, en Amy er aan toegevoegd had: - maar het heeft moeite gekost, geloof me!
Amy had geen tien minuten op den uitkijk gezeten: daar kwam Jo aan. Toen de scène; en nadat zij daarop binnengekomen was had Jo reeds in de armen van Anna gelegen, en het had geschenen of hij Eva ook omhelzen wilde op den koop toe.... En een kleur die Anna gehad had toen ze weer naar huis gegaan was!.... in allerijl, want ze had ‘zus’ nog moeten helpen vóór het diner.
't Spreekt wel van zelf dat Anna, bij Marguérite terug- | |
| |
gekeerd, haar geheim niet had kunnen bewaren. Naar de geheimzinnigheid van Amy te oordeelen, zei Marguérite, had het wel heel wat gewichtigs moeten zijn, dat Mevrouw van Arichem haar mee te deelen had, en waar kwam 't nu op neer?.... Een engagement voor de eeuwigheid, want wat was. 't anders? Marguérite trok 't mooie lipje smadelijk op: - nu, dat was maar goed ook, want tegen 't voorjaar zou ze Anna meer dan ooit noodig hebben. - O foei, als ze dááraan dacht.... en dan met die warmte.... dan kon ze alwéér niet uit de stad!....
Marguérite had niet gerekend op twee firma's: Hooft en Reijnbergh, en Ferrier & Co.
Wat er in Otto's vertrekken te zien was geweest, dien avond toen Jo Arenberg met de declaratie aan Anna Blaak in 't hoofd de trappen van juffrouw Daals opstormde, waardoor hij het niet zag, was nog verscheiden avonden daarna op te merken geweest: er brandde licht. Dat het juffrouw Daals meer speet dan zij zeggen kon, sprak wel van zelf. Mijnheer Otto's kamers waren opgezegd. Mijnheer moest op last van den doctor voor onbepaalden tijd in het Zuiden verblijven, en Mijnheer Rein was avond aan avond bezig met zijn boel in te pakken.
Nu was die in het schrijfbureau aan de beurt. Rein zat daar, met het hoofd op de hand geleund, en dacht een oogenblik na: de arme Otto: hoe ver was hij nu van haar die hij liefhad!.... wanneer zou hij weer bij haar zijn?.... Amy had een les gekregen, en hij ook.... ze zouden die zeker niet vergeten!....
Op het geopende schrijfbureau lag een stapeltje brieven, ontsprongen aan den blauw-zijden band, die ze bijeengehouden had. Otto had Rein verzocht alles na te zien, en op te ruimen wat niet bewaard behoefde te blijven; hij nam daarom een der brieven ter hand, en opende dien. In slecht
| |
| |
Duitsch, in letters die op het papier waren gekrabbeld, hield hij in ieder woord bijna - een liefdesverklaring in aan het adres van Otto. Uit den datum bleek dat hij den dag vóór het ongeval met Otto was geschreven. Een portretje viel uit den stapel, neen, meerdere portretjes, allen toebehoorend aan één en dezelfde persoon, een balletdanseres zooals Rein bleek uit hare poses en kleeding, of liever uit haar gemis van behoorlijke kleeding, en allen waren aan de keerzijde met dezelfde onbeholpen letters beschreven: ‘Dein Käthchen.’ - Rein begreep er niets van. Hij kon geen woorden vinden om uit te drukken wat 't in zijn oog zei tegelijkertijd verstrikt te zijn in banden als waarop deze correspondentie doelde, en tevens zijn blikken op te slaan naar een meisje als Amy van Arichem. Hij stelde zich Amy voor zooals zij er na dat ongeval met Otto had uitgezien: bleek, het lijden en de smart op dat onschuldig gezichtje, de oogen neerslaande als zij hem zag of als men Otto maar noemde, en dan weer dat portret: behaagziek, geblanket.... In welk een wereld van ongerechtigheid leefden ze toch: Amy, met de wetenschap dat Otto haar liefhad, en die de coquette gespeeld had met een van Otto's vrienden totdat zulk een ernstig ongeval er het gevolg van was geweest; Otto die toch getoond had dat Amy hem waarlijk dierbaar was, en die tegelijkertijd de betuigingen van liefde beantwoordde van eene balletdanseres! - Lichtzinnige Otto!.... Arme Amy!.... Rein kon een gevoel van ergernis niet onderdrukken; tot nog toe had hij Amy's luchthartigheid streng gegispt, thans deed de handelwijze van zijn broer hem blozen. - Snel bond hij al die brieven weer bijeen; hij sloeg er een enveloppe om; aan den eenen kant schreef hij met dikke letters de woorden: ‘particuliere correspondentie,’ - aan den anderen beschermde in een volgend oogenblik het wapen zijner voorname, ongerepte familie dat waar geen vreemde het oog in
behoefde te slaan, tegen ieders onbescheiden blik. -
|
|