| |
| |
| |
Hoofdstuk V.
Greta had haar gansche leven nog zulke gelukkige dagen niet gekend, 's Morgens en 's middags waren 't de werkzaamheden bij Madame die haar afleiding en bezigheid - en welk eene nu zij wat meer vooruitkwam! - verschaften; 's avonds waren het de lessen van nicht Daals of het over-werk bij Madame, waardoor zij zelfs iets was begonnen te verdienen! Vrouw Harders had over dat vertoeven bij nicht lang het hoofd geschud, en zij had het slechts toegestaan op den duur omdat Madame Dupuy verzekerd had dat Greta er veel door leerde. - 's Morgens dacht Greta al aan den avond die in nichts achterkamer zou volgen, den heelen dag was zij met Dien en Lien in de weer, ze waren vroolijk en guitig, en zij was nu met al de habitués in nichts achterkamer evenzeer en bij voortduring op haar gemak, als zij vroeger gedacht had dit nooit te zullen zijn. Zij lachte als men haar met van Arichem plaagde, als men hem openlijk een harer bewonderaars noemde, ze was er trotsch op zelfs; één ding was er slechts dat haar nog wel eens in verlegenheid bracht: dat van Arichem haar maar niet met rust scheen te kunnen laten als zij 's avonds naar huis moest, dat hij dan gewoonlijk op den hoek der straat stond tenzij hij bij nicht in
| |
| |
de achterkamer was geweest; ja, op klaarlichten dag zelfs sprak hij haar wel eens aan, en dan kon zij een kleur als vuur krijgen en ze was doodsbang dat iemand haar zou zien. Het was ook of die dominee altijd langs de straat moest slenteren; zij was hem zelfs al eens tegengekomen toen ze zich juist van van Arichem af gemaakt had. Als de dominee hen samen gezien had, verbeeld je!.... hij was dadelijk op hooge beenen naar vader en moeder gegaan. En dan!.... Het was nu wel een jaar geleden dat moeder Dien eens 's avonds een praatje met van Witsenburg had zien maken, maar zij was het nog niet vergeten zooveel als er toen te koop was geweest! Moeder was regelrecht met een opgestoken zeil naar nicht gestevend. En nicht had nog net moeten doen of ze het heel erg vond!.... - En als ik mijn kinderen ooit aantref, had moeder gezegd - en ze wist maar al te goed dat moeder de bedreiging uit zou voeren - als ik mijn kinderen ooit zóó aantref, breng ik ze iederen morgen en iederen avond zelve waar ze wezen moeten: daartoe acht ik mij verplicht. - Het was dus geen wonder dat Greta soms in angst verkeerde. - Ik kan 't toch niet helpen, had van Arichem wel gezegd, - als ik je tegenkom; maar zij had hem ernstig gewaarschuwd. Want zelfs eens bij het uitgaan van de kerk had hij daar gestaan, en toen had zij hem gesmeekt, als hij veel van haar hield, dat dàt de laatste keer zou zijn. - Toch was het langzamerhand zoozeer eene gewoonte geworden dat zij hem dagelijks zag, dat hij in nichts achterkamer een woordje met haar wisselde of haar op straat ten minste even aansprak, dat het voor haar in spijt van haar vrees eene teleurstelling was als er eens een dag voorbijging, waarop zij hem niet had gezien.
Van Arichem zou niettemin een nog grooter onvoorzichtigheid begaan, waarvan de gevolgen schier niet te berekenen zouden wezen. - Op zekeren dag zaten de meisjes ijverig onder juffrouw Lines leiding te werken, toen de meid van
| |
| |
Madame met een valsch-lachend gezicht en een briefje in de hand het atelier binnentrad, en naar Greta zoekende zei: - alsjeblieft, voor juffrouw Harders. Op dat ‘juffrouw’ lag meer nadruk dan vereischt werd; en het gaf vrij wat opschudding onder de meisjes, die beurtelings de meid en Greta en daarna juffrouw Line aankeken, om te weten wat dit wel beteekenen mocht en wat de juffrouw wel doen zou in zulk een nog nooit voorgekomen geval. - Juffrouw Lines gelaat nam zijne strakste uitdrukking aan, zoodat de hoekigheid er van sterker dan ooit uitkwam, maar verder was er niets bijzonders aan te bespeuren. Alsof zij de eenvoudigste zaak ter wereld voorgehad had, zei zij tot de dienstbode: - geef het aan mij, en ging toen met haar werk en het onderricht voort. Ieder moest hare nieuwsgierigheid wel bedwingen; zij scheen nog scherper toe te zien, en wijdde zelfs geen oogenblik aandacht aan dat gevouwen stukje papier, dat toch een betere herkomst verried dan de brieven die de meisjes wel eens van familie of vriendinnetjes ontvingen. - Na een half uur verliet zij voor eenige oogenblikken het vertrek, na het briefje zorgvuldig in haren zak te hebben gestoken. De meisjes mompelden onder elkander en zagen Greta aan, maar zij kon met een vrij geweten verklaren dat zij niet wist van wien zij een brief ontvangen kon, of wat dit te beteekenen had. - Van Arichem zou toch niet...? Maar neen, die zou haar zulk een onaangenaamheid niet aandoen! En evenwel, van wien zou die brief anders kunnen zijn?.... Maar dan was zij toch in ernst boos!.... Juffrouw Line keerde terug, en de werkzaamheden werden voortgezet. Als gewoonlijk gingen de meisjes toen het twaalf geslagen had, naar huis; maar Greta naderde eerst eenigszins bedeesd juffrouw Line, en vroeg om haar brief.
Juffrouw Line zag haar scherp aan. - Je brief?.... Dien heb ik van een postzegel voorzien en hem in de bus doen
| |
| |
werpen. Dan kun je hem in je ouders huis lezen. - Het is hier geen bestelhuis.... Wat dacht je wel? -
Greta ontstelde. Dit was wel de laaghartigste daad, die de toch al weinig beminde juffrouw Line ooit gedaan had. Die brief naar haar huis!.... Wat zou er wel in staan?.... Wat zouden hare ouders wel denken?.... Als zij hem eens openden, en dan....? - Het geval alleen dat er een brief voor haar kwam, zou genoeg zijn om haar ouders allerlei kwaad te doen denken.
Men zat aan het eenvoudig middagmaal ten huize van den machinist, die toevallig zijn vrijen dag had en dus t'huis was, toen Greta plotseling den brievenbesteller met haastigen tred voorbij het venster zag gaan, en hem op hetzelfde oogenblik zag binnentreden met den bewusten brief, dien hij met een ‘alsjeblieft’ op tafel lei. Hij werd door de verbaasde blikken der huisgenooten, van wie bijna nooit iemand een brief ontving, gevolgd. - Met een snelle beweging had Greta den brief gegrepen, en gezegd dat die voor háár was. - Voor háár?.... Harders keek haar streng aan, en beval - dat zij hem den brief geven zou, omdat hij hem zien wilde. - Zien? stamelde Greta, - en hij is aan mij? - - Geef hem mij! herhaalde Harders op dringender toon, - ik wil weten wat iemand je kan schrijven! En tegelijk den brief uit Greta's bevende hand rukkend, scheurde hij de enveloppe onbarmhartig open, en staarde en staarde zich blind, zou men gezegd hebben, omdat het ontcijferen der letters hem moeielijk viel, of omdat hij van den inhoud niets begreep. Zijn oogen schoten vuur, naar het Greta voorkwam, en de schreden waren onvast die hij naar de kachel deed, waar hij het papier met de enveloppe verfrommeld inwierp, waarna het opvlamde en hij zich weer naar zijn plaats begaf. Er werd snel en zwijgend afgegeten. Nadat Harders hardop gedankt, en een bijzonderen nadruk op
| |
| |
het gewone ‘vergeef ons onze schulden’ gelegd had, ging Dora weder naar school, maar beval hij Greta niet naar Madame te gaan. - Wat beteekende dat? borst hij los zoodra Dora de deur uit was, op de kachel wijzende, - van wien was die brief? wat heb je uitstaande, ongelukkig kind, met de mannenhand die dit schreef? -
Greta wist het niet: zij wist niet van wien die brief was: zij wist niet wat er in stond. Of zij het al bezwoer, eerst onder tranen, later die afdrogend en zich in haar binnenste verzettend tegen het onrecht dat haar werd aangedaan, het baatte niet. Haar vader wilde met alle geweld eene bekentenis, eene verklaring van wat hij niet begreep. Greta herhaalde nog eens dat zij het niet wist. - Op de strengste wijze rolden nu de bestraffingen, de hardste bijbelwoorden van Harders' lippen, en stapelden zich op het hoofd der ongelukkige Greta, die - neen bij den hemel! - immers niet wist van wien die brief kwam. - O, die gehate juffrouw Line, die haar zulk een poets had gespeeld! -
Zij werd eindelijk naar boven naar haar kamertje gezonden, om over hare zonde na te denken, om God vurig om vergiffenis te smeeken, en om eerst weer naar beneden te komen als ze zou hooren wat haar ouders over haar besloten hadden. - Het eerste was altijd gebeurd als zij iets met vader had gehad, het tweede was iets nieuws en scheen in verband te staan met de zwaarte van een misdrijf zooals nog nooit voorgekomen was. - Hoe dikwijls was zij al naar dat kamertje verwezen; hoe vaak was zij daar niet in opstand gekomen tegen haar lot! - ze mocht zich vrijer gewaand hebben in de laatste dagen, nu bedacht zij dat alles toch inderdaad bij het oude gebleven was. - Hoe zou er ooit verandering komen? - Vroeger had zij wel eens gedacht dat ze dàn toch haar eigen meesteresse zou kunnen zijn als ze het voorstel van Frits aannam; van Frits die nog altijd even doodelijk van haar scheen, die haar na- | |
| |
liep en naar de oogen keek om te weten of de gelegenheid gunstig was om nog eens met zijn voorstel voor den dag te komen; in den laatsten tijd had zij hem zelfs vriendelijker bejegend om zoodoende de aandacht harer ouders af te leiden van hem die hare gedachten geheel vervulde, - ze begreep nu niet meer dat ze een huwelijk met Frits ooit een uitkomst had genoemd. -
Zij liep de trappen weer af en waagde het beneden te komen: het werd immers hoog tijd om naar Madame te gaan. - Wat zou men wel zeggen als zij nù wegbleef, nu nadat dit met dat briefje juist was gebeurd?... - Welnu, wat men zegt, zegge men, zei haar vader streng: - het is niet de vraag wat de menschen zeggen, het is de vraag wat men verantwoorden moet voor een alwetend en bovenal ijverig God! - Ik heb je verwezen naar boven: dáár zul je blijven zoolang ik het wil.
De gedachte om door het venster te ontvluchten kwam een oogenblik bij Greta op. - Wat zou men bij Madame wel zeggen?.... Hoe schaamde zij zich nu!
Den volgenden morgen ging Harders reeds vroegtijdig naar zijn werk. Greta hoorde hem de deur toetrekken terwijl zij daar slapeloos nederlag; het werd later: ook Dora verliet het kamertje: nog altijd had hare moeder haar niet naar beneden geroepen. - Wat zouden haar ouders met haar voorhebben? - Zij werd het lange wachten eindelijk moe, en nam zich voor tegen het bevel van haren vader in naar beneden te gaan. - Juist kwam hare moeder de trap op. - Wij hebben besloten, zei ze op strakken toon, - je na het gebeurde van gisteren niet meer te vertrouwen, en je daarom ook niet meer naar nicht Daals te laten gaan. Ik zal zorgen dat nicht dit weet. - Verder ben je gewaarschuwd dat ik je streng in het oog zal houden; je kunt nu naar je werk gaan; maar het minste of geringste dat ik merk dat je daar aanleiding toe geeft, mag je niet meer
| |
| |
alleen over straat gaan, en kom ik je van den naaiwinkel halen. Nu weet je waaraan je je te houden hebt. -
Greta antwoordde niet. Zij wierp een langen, allesbehalve van onderwerping getuigenden blik op hare moeder, liet haar boterham, die vrouw Harders haar zwijgend toeschoof, onaangeroerd staan al had ze honger, want het behoorde tot de onderdeelen der strafoefening dat ze zoo'n dag als zij naar haar kamertje verwezen werd, niets te eten kreeg; en spoedde zich ter deure uit. - Wat moest zij nu doen als van Arichem haar eens tegenkwam en aansprak? - Wat zouden de meisjes wel zeggen als zij eens iederen keer door moeder van Madame afgehaald werd?.... Zij wist immers dat dit kon gebeuren - zij kende moeder! - als deze ook maar iets dat op verstandhouding tusschen haar en van Arichem geleek, bemerkte. Dit moest zij vóór alle dingen verhoeden! - Maar lieve hemel, hoe zou zij gelegenheid hebben van Arichem te waarschuwen? - Want op iederen hoek eener straat zag zij hem in hare verbeelding reeds! - Hoe zou zij hem bezweren haar niet meer aan te spreken, haar nooit meer goeden dag te zeggen, in 't kort te doen of hij haar niet kende? -
Goede raad was schrikkelijk duur. Zij kwam bleek in het atelier, wat haar te hulp kwam om haar voorwendsel toen men haar vroeg waar zij den vorigen middag geweest was schijn van waarheid te geven: dat zij erge hoofdpijn had gehad. De meisjes zagen haar aan, allerlei vragen werden tot haar gericht; maar een nijdig ‘wat gaat het je aan?’ deed ze eindelijk verstommen. - Onder haar werk was haar geest nog altijd bezig: van Arichem niet meer zien?.... o, hoe ondraaglijk zou haar het leven worden zonder nichts gezellige achterkamer en den zoeten klank der vleiende woorden van hem, die haar met de eentonigheid van haar leven had verzoend! -
| |
| |
Greta noch eene der meisjes wist wat er den vorigen nacht ten huize van Madame voorgevallen was. Alleen de ‘eerste naaister’, die met Madame eene conferentie had moeten hebben, had van juffrouw Line gehoord dat Madame 's nachts in het geheel niet wèl was geweest, en nu nog te bed lag, zoodat er van de conferentie op het oogenblik niets komen kon. Madame had namelijk midden in den nacht een akeligen droom gehad: dat zij gestorven was. - Al was nu de leer volgens dominee Stinstra's systeem haar richtsnoer geweest in leven en sterven, in die kritieke positie had zij toch, verbeeldde zij zich, waarlijk wel een korte herhaling van het begrip dier alleen zaligmakende leer, en van al wat de dominee bij haar leven tot haar gesproken had, noodig. Het had haar voor de oogen gedraaid; zij had naar de schel gegrepen, en nog slechts half wakker zulk een geweldig rumoer gemaakt dat juffrouw Line, die mede juist van brand gedroomd had, in de volmaaktste zekerheid dat die nu was uitgebroken, en profond négligé uit haar legerstede was geijld. - O mijn hoofd! had Madame gesteund, toen de juffrouw bij haar was gekomen, - haal mij dadelijk den dominee en den doctor.... ik ben.... Zij begreep nog juist in tijds dat zij niet dood was. - Ik weet niet wat er aan scheelt, maar ik voel mij doodziek! -
Juffrouw Line had, hoe erg ook geschrikt, hare tegenwoordigheid van geest behouden; zij had de meid gescheld en die naar den doctor gezonden; zij had Madame zooveel mogelijk getroost, en haar gevraagd of het niet beter ware in het holle van den nacht alleen maar den man der kunst lastig te vallen, en den herder en leeraar niet in zijn zoete sluimering te storen. Maar Madame had dit alleen goed gevonden onder beding dat men hem ten minste als het dag was zou halen: zóó was zij nog onder den indruk van dat verscheiden geweest; en de doctor was gekomen, en had gelukkig verzekerd dat er van gevaar om deze wereld voor
| |
| |
een andere te verwisselen gelukkig nog geen sprake was. Hij had verder een drankje voorgeschreven, en beloofd dat hij den volgenden morgen wederkeeren zou. Er was zelfs iets als een glimlach op zijn gelaat gekomen toen Madame en juffrouw Line tegelijk van haar akelige droomen hadden verteld, en daarbij met schaamte beleden dat ze zich den vorigen avond nogal aan paling te goed gedaan hadden, en gevraagd of die die onrust ook op haar rekening hebben kon. - Langzaam was het nu eindelijk dag geworden, en Madame was in een lichte sluimering gevallen: het uur waarop de meisjes moesten komen was ten laatste aangebroken, maar helaas! Madame had het bed niet kunnen verlaten: het was voor het eerst in vijf-en-twintig jaar geweest dat zij op dat gewichtig oogenblik niet present had kunnen zijn. Zij had hare bevelen aan juffrouw Line gegeven, en alles in 's hemels naam maar overgelaten.
Het zou niettemin eer de dag nog voorbij was merkbaar worden dat het wakend oog van Madame ontbrak. - Van Arichem zat juist aan zijn tweede dejeuner in een van zijn appartementen met den afzonderlijken opgang, toen hem een telegram gebracht werd. Hij opende het: het was van zijn Oom te Parijs, en bevatte deze woorden: ik ben ernstig ziek - kom zoo spoedig mogelijk. - Van Arichem beval terstond dat men hem een zijner koffers van den zolder zou halen; hij schreef in der haast een voorloopig briefje aan zijne ouders, en besloot dadelijk aan het inpakken te gaan. De dienstbode, die zich gereed maakte aan den haar gegeven last te voldoen, zocht echter eerst juffrouw Line op en vroeg om den sleutel van de tusschendeur: met zoo'n grooten koffer een eind omloopen, dat ging toch niet. Juffrouw Line gaf hem, maar met uitdrukkelijk bevel om de deur terstond weder te sluiten, wat de dienstbode echter vergat.
Deze schijnbaar kleine omstandigheid werd de oorzaak van groote dingen. - De meisjes waren naar huis geweest om
| |
| |
te eten, en juist weer aan het werk gegaan, Greta zat nog altijd onder den arbeid te peinzen wat zij doen zou als zij van Arichem zag - tot nog toe was het goed afgeloopen, zij was hem op straat nog niet tegengekomen - toen de eerste naaister het atelier binnentrad en Greta gelastte terstond juffrouw Line te gaan roepen, daar er eene dame in de paskamer wachtte. Greta verliet het atelier en ging aan haren last voldoen. Toen zij na eenige oogenblikken weer boven kwam, zag zij heldere lichtstralen op het anders zoo donkere portaal: ze drongen door in de lange gang welke zij wist dat toegang gaf tot van Arichems vertrekken; de deur aan het begin dier gang, die altijd zorgvuldig gesloten was, stond nu open. - Ha, wat was dat?.... de toegang tot van Arichem, die haar op het oogenblik geld waard was, vrij; de gelegenheid om hem te spreken misschien haar gegeven?.... Zij deed een paar schreden en keek de gang in. De deur van zijn kamer was insgelijks geopend: het licht drong door zijne drie breede ramen, en hij - hij zelf! - stond daar met een koffer vóór zich en aan het inpakken naar het scheen voor eene reis. Haar hart klopte hoorbaar: als ze nu de gang doorging en hem haar dringend verzoek in het oor fluisterde: er was niemand die haar kon zien.... De gang doorsnellen, de kamer binnengaan, de woorden uitspreken: - zie me niet meer aan.... om Godswil, doe op straat alsof je me niet kent! - het was de daad van een schier ondeelbaar oogenblik.
Van Arichem wist in het eerst niet wat hij zag. Hij was nimmer gewoon van dien kant bezoek te krijgen: hij had niemand hooren aankomen. Hij zag echter Greta's angst, en voelde hare hand, die hij gevat had, in de zijne beven.
- Kind, wat is er?.... vroeg hij. Zij moest hare vraag herhalen: - als wij ooit weer samen gezien worden, haalt moeder mij zelve van Madame!.... Je hebt mij zeker geschreven?... Dat briefje is in handen van vader gekomen!...
| |
| |
Snel trok zij hare hand terug en wilde heengaan, maar hij omvatte haar: - één kus tot afscheid.... ik ga op reis....
Greta luisterde niet. Zij had zich uit zijn omhelzing los gemaakt, en ijlde weg. - Wat was dàt?!... Daar stond op het portaal - Madame! - Wat deedt je daar? vroeg zij snel en gesmoord. - Ga naar het atelier, en kom er niet meer van daan! -
Werktuiglijk gehoorzaamde Greta. - Madame was zóó geschokt, dat zij eenige oogenblikken moest blijven staan eer hare beenen haar den dienst weer verleenden. - Toen de doctor haar verlof gegeven had, was zij opgestaan: zij had hare kamer verlaten met het doel om de ateliers eens door te loopen en te zien of alles in orde was. Daar had zij de deur, die tot van Arichems vertrekken voerde, geopend gevonden!.... De sleutel had er in gestoken: naar de oorzaak van dit verschrikkelijke verschijnsel zoekend was Madame een paar schreden de gang ingegaan: het was haar voorgekomen dat zij stemmen in van Arichems vertrekken had gehoord.... wat had zij gezien?!.... Van Arichem eene harer meisjes omhelzend en haar kussend!.... O, als het haar plicht niet geweest ware te waken voor het zieleheil van die aan hare zorg waren toevertrouwd, zij was heengesneld om haar jonkvrouwelijk gevoel niet nog meer te kwetsen; - maar nu was zij blijven staan, en eerst toen zij zag dat Greta Harders de kamer wilde uitsnellen, had zij hare schreden terug naar het portaal gewend. - O, het was verschrikkelijk, het was hemeltergend!.... Zij begreep niet hoe iemand aan den sleutel gekomen was, dien zij toch alleen in bewaring had; toen zij de kracht weer in zich voelde, wilde zij de deur sluiten, doch in hare verwarring lette zij er niet op dat zij den sleutel reeds in de hand hield terwijl zij er in het slot nog ijverig naar zocht. Dan maar terwijl de deur nog geopend was naar beneden: hièr kon zij niet langer blijven; maar zij zou hare maatregelen nemen: met
| |
| |
zegelen zou zij de deur voortaan verzegelen, of zij heette geen Madame Dupuy meer! - In hare kamer teruggekeerd, viel zij machteloos op eenen stoel; zij verloor haar bewustzijn; en toen men haar na eenige oogenblikken doodelijk bleek en met den noodlottigen sleutel nog altijd in de hand geklemd aantrof, begreep niemand de beteekenis harer verzuchting: - mijn huis is gecompromitteerd, en ik kan geen paling meer zien!
|
|