overal doorheen kruipen!’
‘Fiets je zelf ook?’ vroeg meneer Maarendonk.
‘Altijd! Ik zou me geen raad weten als ik mijn stalen ros niet had!’
‘Ik kan niet eens fietsen,’ zei Heidi.
‘O, dat leer ik je wel.... Als je vrij bent, in het Vondelpark!’
‘Graag.... als het van de familie Maarendonk mag, teminste!’
‘Geen enkel bezwaar, als je maar voorzichtig bent, want ik zou niet graag willen, dat je hier iets overkwam. Maar Tine.... waar moet jij zijn?’
‘In de Johannes Verhulststraat, meneer.’
‘Mooi, dan sla ik hier rechtsaf!’
Een paar minuten later zei Tine:
‘Hier is het.... nee, nog een lantaarnpaal verder! Wat fijn, dat ik zo maar thuis gebracht word. Mag ik u heel hartelijk bedanken, meneer Maarendonk?’
Ze opende het portier en stapte uit.
De heer Maarendonk volgde haar voorbeeld en haalde haar koffer uit de bagageruimte. ‘Moet je erg hoog?’
‘Nee, meneer, eerste etage.’ Tine strekte haar hand uit.
‘Nogmaals heel hartelijk bedankt, meneer Maarendonk!’
Heidi was ook maar uitgestapt en nam afscheid van haar nieuwe vriendin.
‘Mag Heidi me eens op komen zoeken?’ vroeg Tine.
‘Het lijkt me leuker wanneer jij eerst eens bij ons komt, dan kun je kennis maken met mijn vrouw en kinderen.
Ze zullen wel in je smaak vallen, denk ik.’
‘O, dat zou ik heel graag willen. Ik heb met Heidi in de trein al afgesproken, dat ik haar Nederlandse les zal