| |
| |
| |
Hoofdstuk I
Heidi
Heidi wierp nog een laatste blik naar buiten voor ze het coupéraampje sloot.
Dit gedeelte, het afscheid, waar ze zo erg tegenop had gezien, was gelukkig achter de rug.
Ze liet zich achterover vallen in de kussens en met betraande ogen dacht ze terug aan grootvader.
In gedachten zag ze hem nog staan op het perron rechtop, fier, met donkere ogen en borstelige wenkbrauwen, Zijn haar en baard waren de laatste jaren grijzer en grijzer geworden en dat was het enige waaraan Heidi kon zien dat hij toch wel een dagje ouder begon te worden.
Wat was hij toch al die jaren lief en goed voor haar geweest!
Opnieuw schoten Heidi de tranen in de ogen.
Vlug keek ze even de coupé rond.
Als de mensen nu maar niet merkten, dat ze huilde, want dan wilden ze haar natuurlijk troosten en ze had helemaal geen zin in praten.
Tegenover haar zat een dik echtpaar, dat de jeugd al ver achter zich had. De vrouw keek naar buiten en de man bladerde in een krant, die hij even tevoren nog op het perron gekocht had.
In de andere hoek zat een jong meisje, blond en fors. Ze had helder blauwe ogen en een opgewekt gezicht. Heidi schatte haar leeftijd op twee of drie en twintig jaar. Een heel stuk ouder dus dan zij, met haar zestien zomers.
Tegenover het blonde meisje zat een jongeman, die een Engels tijdschrift las. Heidi vroeg zich af, of zij bij elkaar
| |
| |
hoorden.
Ze hoopte maar, dat er niet meer mensen bij zouden komen, maar besefte op het zelfde ogenblik, dat dat heel onwaarschijnlijk was op die lange reis..... helemaal naar het kleine Nederland.
Heidi zuchtte en ze ving de blik op van het meisje aan de overkant, dat haar even toelachte.... bemoedigend, leek het Heidi toe.
Onwillekeurig glimlachte ze terug en wreef toen even langs haar ogen. Die vervelende tranen toch!
De dikke vrouw zei iets tegen haar man.... ze spraken Duits.
Heidi vroeg zich af, van welke nationaliteit het meisje wel zou zijn. Stellig geen Française of Italiaanse en ook geen Zwitserse, zoals Heidi.
Een Engelse misschien?
Dat zou best kunnen als ze bij die meneer met zijn tijdschrift hoorde. Die zag er echt Engels uit, vond ze.
Maar nee, ze had van Engelse vrouwen een andere voorstelling. Veel slanker en stijver!
Een Deense misschien, of een Zweedse of.... in eens schoot het door Heidi heen.... een Hollands meisje!
Dat zou wel grappig zijn!
Misschien zouden ze wel nader kennis met elkaar maken. De reis zou lang genoeg duren.
Maar voorlopig wilde ze rustig naar buiten kijken en genieten van het uitzicht op de bergen, waar ze zoveel van hield en die ze een jaar lang niet meer zou zien! Zou ze dat wel uithouden?
Och kom, natuurlijk! Ze had dit toch zelf gewild!
Het haar de laatste maanden steeds door het hoofd gespeeld om eens een poosje weg te gaan uit het dorpje, waar ze met grootvader woonde. Tot voor kort hadden ze het grootste deel van het jaar altijd in de berghut doorgebracht
| |
| |
en alleen 's winters, als de hut onbereikbaar geworden was door de sneeuw, waren ze in het dorp gekomen.
Vooral op de berg was het heerlijk geweest, maar ineens was Heidi gaan beseffen, dat ze toch niet haar leven lang daar kon doorbrengen. Er was zo ontzettend veel in de wereld te zien en te beleven!
Grootvader, voor wie Heidi nog nooit iets verborgen had kunnen houden, was er al spoedig achter gekomen dat er iets met zijn kleindochter aan de hand was en hij had niet gerust eer hij wist wat dat precies was.
Het had Heidi moeite gekost hem haar verlangen te vertellen. Ze vond het onhartelijk en egoïstisch van zichzelf. Grootvader, die haar vanaf het ogenblik dat zij als heel kleine peuter bij hem gekomen was, voor haar gezorgd had als een vader en moeder tegelijk!
Maar tot haar verbazing had grootvader lachend uitgeroepen:
‘Maar kind! Daar hoef je toch niet zo sip bij te kijken? Daar ben ik al lang voorbereid op geweest. Natuurlijk kun je niet je hele leven bij je oude grootvader doorbrengen. Geloof me, ik zou het niet eens aangenaam vinden te moeten denken dat er geen pit in mijn kleine Heidi zit, geen ondernemingslust! Dan zou je me werkelijk teleurgesteld hebben!’
Dit had alles dadelijk heel makkelijk gemaakt.
Goed, Heidi wilde de wijde wereld in.
Maar ze was niet rijk en grootvader evenmin. Wat lag dan meer voor de hand dan ergens in het buitenland een betrekking te krijgen, waarvan ze zou kunnen bestaan?
De moeilijkheid was natuurlijk wàt Heidi zou kunnen aanpakken en na enig heen en weer gepraat leek het beiden het beste, dat zij zou proberen een of ander huishoudelijk baantje te nemen.... als ze het krijgen kon!
Of bij kinderen? had Heidi geopperd.
| |
| |
Ze was dol op kinderen en in het dorp zag men haar vrijwel nooit alleen, als ze boodschappen ging doen. Altijd waren er wel een of meer kleuters, die juichten zodra ze haar zagen en met haar meeliepen, totdat ze ze naar huis stuurde met de belofte, dat ze de volgende keer weer met haar meemochten.
‘Als je weer in het dorp bent,’ had grootvader gezegd, ‘neem dan wat dagbladen mee.... buitenlandse natuurlijk!’
Dat had ze gedaan.
Franse, Duitse, Engelse, Nederlandse, Deense en Zweedse kranten had ze te pakken kunnen krijgen en dagenlang hadden ze samen de advertenties nagekeken. De Franse, Duitse en Engelse gingen vrij vlot, want Heidi had haar tijd niet onbenut laten voorbijgaan en aangezien ze een duidelijke talenaanleg had, had ze zichzelf, met de hulp van grootvader en soms van haar oude onderwijzer in het dorp, deze talen bijgebracht. Maar met de Nederlandse en Scandinavische kranten had ze meer moeite.
Grootvader, die vroeger heel wat over de wereld gezworven had, kende echter ook wel een klein beetje van die talen en ze vonden het een opwindende bezigheid de advertenties te ontcijferen.
Op een gegeven ogenblik was grootvader in een Nederlandse krant een in het Duits gestelde advertentie tegengekomen, waarin een Zwitsers meisje gevraagd werd voor twee jonge kinderen en dat tevens bereid moest zijn de huisvrouw bij voorkomende gevallen behulpzaam te zijn.
Heidi was dadelijk enthousiast.
‘Dat is het, grootvader!’ had ze uitgeroepen. ‘Zal ik daar meteen op schrijven?’
‘Dat zou je kunnen doen,’ meende grootvader. Maar bedachtzaam voegde hij er aan toe: ‘Stel je er echter niet al teveel van voor. Die kinderen vind ik tot daar aan toe.... dat is vast wel leuk voor je, maar dat helpen van de huis- | |
| |
vrouw....!’
‘Dat kan ik toch ook wel!’ had Heidi verontwaardigd gezegd.
‘Dat bedoel ik niet, kindje. Het betekent echter vaak, dat je niet meer bent dan een dienstbode, of een werkster.... en dat zou ik niet prettig vinden, zie je.’
‘Maar ik kan toch schrijven?’ drong Heidi aan.
Grootvader dacht even na. Toen zei hij:
‘Ja, dat moet je dan maar doen. En je moet ook referenties vragen, zodat we naar die mensen kunnen informeren.... begrijp je?’
‘Goed, grootvader. Ik zal een brief schrijven en u kijkt hem voor me na, of ik niets vergeten heb.’
En zo was het gebeurd.
Vol verwachting keek Heidi de daaropvolgende dagen uit naar de postbode en als ze in het dorp was, verzuimde ze nooit even langs het postkantoor te gaan om te horen of er brieven gekomen waren.
Er ging echter een hele week voorbij zonder enig bericht.
Heidi zat echter niet stil, maar schafte zich allerlei lektuur aan over dat kleine landje aan de zee, waar ze heen zou gaan.... als dat tenminste doorging!
Eindelijk, na tien dagen kwam er een brief.... uit Groningen!
‘Dat ligt in het Noorden van het land!’ wist Heidi dadelijk te vertellen, terwijl ze zenuwachtig de enveloppe openpeuterde.
‘Wat schrijven ze?’ vroeg grootvader nieuwsgierig.
Toen zag hij Heidi's gezichtje betrekken.
‘Mis,’ zei ze, diep teleurgesteld. ‘Ze hebben al iemand anders.... Ze vonden me nog te jong, want die kinderen zijn al twaalf en veertien jaar....’ Ze slikte even. ‘Ik dacht dat het hummeltjes waren van drie of vier jaar....’
| |
| |
Die hele dag was Heidi verder erg stil geweest.
Ze ondervond de afschrijving als een diepe teleurstelling.
Ze had zich in die tien dagen er al zo helemaal op ingesteld om naar Nederland te gaan. Maar ja, als ze eerlijk was, moest ze erkennen, dat de reden van die afschrijving redelijk was. Hoe kon zij, meisje van zestien jaar een paar kinderen, die slechts enkele jaren jonger waren dan zij, verzorgen.
Toen grootvader zag, hoe zijn kleindochter het zich aantrok, zei hij:
‘Ik weet iets anders!’
‘Wat dan, grootvader?’
Heidi fleurde meteen op. Als grootvader met een plannetje kwam, zat dat meestal wel goed, wist ze uit ervaring.
‘We zetten zelf een advertentie in een Nederlands blad.
Daarin bied jij je krachten aan als kinderjuffrouw en eventuele hulp in de huishouding.... mits er een werkster of dienstbode aanwezig is. Gesnapt?’
‘Een reuze idee, grootvader!’
Samen stelden ze de advertentie op en toen die naar genoegen was, bracht Heidi hem op de post.
En toen maar weer wachten!
Eerst kregen ze een krant toegestuurd, een bewijsnummer, waaruit bleek, dat de advertentie opgenomen was.
Grootvader en Heidi vonden beiden dat hij er goed uitzag en op een in het oog springende plaats stond.
En op een ochtend, toen Heidi bij het postkantoor aanging, waren er brieven voor haar gekomen. Wel vijf!
Heidi bedwong zich om ze niet onmiddellijk open te maken en de inhoud te lezen. Maar dat vond ze onaardig tegenover grootvader, die er toch ook zijn werkzaam aandeel in had gehad.
Ze was dus vlug van de ene winkel naar de andere gegaan om haar boodschappen te doen. Voor de kinderen had ze dit keer geen tijd en veel vroeger dan anders zag grootvader
| |
| |
haar langs het bergpad omhoog komen.
‘Vijf brieven, grootvader!’ had Heidi hem al uit de verte toegeroepen.
Grootvader glimlachte. Hij hoopte maar dat er iets goeds bij was voor zijn ondernemende kleindochter.
Er wàs iets goeds bij.
Bij het doorlezen van de brieven, die alle in het Duits gesteld waren, waren er twee die dadelijk hun speciale aandacht vroegen.
Ze waren eigenlijk het zelfde, hetzelfde prettige handschrift, dezelfde aangename stijl, vrijwel dezelfde kinderen, een jongetje van zes en een meisje van drie bij de een en een meisje van vijf en een jongetje van drie bij de ander, ongeveer hetzelfde salaris. Alleen de woonplaats was heel verschillend. De ene familie was in de hoofdstad van het land woonachtig en de andere in een klein dorpje in Gelderland.
De drie andere brieven kwamen niet in aanmerking. In de allereerste plaats omdat ze Heidi een salaris boden waar ze lang niet van zou kunnen komen. En ze wilde beslist geen toelage van grootvader hebben. Dat had ze vooruit al tegen hem gezegd.
Er werd die dag heel wat gewikt en gewogen. Amsterdam trok Heidi eigenlijk het meest, omdat ze al veel over die mooie stad gelezen had. Bovendien wilde ze wel eens weten hoe het stadsleven haar bevallen zou. Aan de ander kant scheen dat dorpje in Gelderland ook niet te versmaden te zijn, want in de brief stond, dat de omgeving prachtig was en gezond, het huis ruim en de kinderen allerliefst.
Het was moeilijk voor Heidi om een beslissing te nemen.
‘Ik zal er nog één nachtje over slapen, grootvader,’ hakte ze tenslotte de knoop door, nadat ze nog de hele avond met grootvader er over gesproken had.
‘Als ik morgen antwoord is dat nog vroeg genoeg, nietwaar?’
| |
| |
‘Natuurlijk, kindje!’
Die nacht droomde Heidi, dat ze zich in een grote, vreemde stad bevond, waar ze heel veel te zien had en waar ze zich wonderlijk thuis voelde.
Toen ze wakker was, stond haar besluit vast.
Ze ging naar Amsterdam!
Zodra ze het grootvader vertelde, zei deze:
‘Ik zou precies zo gedaan hebben. Het feit, dat je van die vreemde stad droomde en je er prettig voelde, wijst er, dunkt mij, op dat je in je hart dáár het liefst naar toe wilde gaan.... Aan de slag, Heidi, schrijf de familie Maarendonk maar, dat je op hun aanbod in wilt gaan, wanneer de referenties naar genoegen zijn. Kijk, hier onderaan geven ze een paar adressen op, waar je naar hen kunt informeren.’
Heidi schreef, met enige hulp van grootvader, vier brieven, één aan de familie Maarendonk zelf en drie aan de adressen, die men opgegeven had.
Tot haar grote vreugde kwamen de antwoorden per kerende post en het bleek, dat de familie Maarendonk bijzonder goed aangeschreven was. Ze werden gekenmerkt als hartelijk, royaal, eerlijk en werkzaam.
In twee brieven stond, dat de kinderen lief maar bewerkelijk waren.
Er was dus geen aanleiding om toch nog van deze betrekking af te zien en Heidi schreef aan de familie Maarendonk, dat ze nu definitief besloten had bij hen te komen.
Na nog wat heen en weer geschrijf was alles in kannen en kruiken. Op de eerste september zou Heidi naar Amsterdam reizen.
En nu zat ze dus in de trein, die haar naar het vreemde land voerde.
Ze moest weer aan grootvader denken.
Nu zat hij vast bij de dokter in het dorp en praatte met zijn oude vriend over haar, de kleine Heidi, zoals ze nog
| |
| |
vaak genoemd werd, ondanks haar zestien jaren. Nu ja, ze was ook niet groot van stuk geworden!
Heidi keek even tersluiks naar het blonde meisje in de andere hoek. Zij was groot! En zo blond! Zijzelf was donker van haar. Haar ogen waren ook donker.
De trein stopte.
Dat was warempel Bern al! Wat ging dat vlug!
De coupédeur ging open en een oude dame kwam moeizaam binnengestrompeld. Het blonde meisje hielp haar en vroeg in het Duits of mevrouw misschien in de hoek wilde zitten, dan kon ze prettiger leunen.
Dankbaar aanvaardde de oude dame het aanbod. De jongeman en het meisje hielpen haar nog met haar koffertje. Toen vroeg het meisje aan Heidi of ze bezwaar had dat zij naast haar kwam zitten.
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Heidi vriendelijk en maakte een uitnodigend gebaar.
Uit het feit dat het meisje vlak naast haar en niet naast de jongeman plaats nam, maakte Heidi op dat die twee niets met elkaar te maken hadden.
Het duurde niet lang of de twee meisjes geraakten met elkaar in gesprek.
Het bleek, dat het meisje.... een Nederlandse was en in Amsterdam woonde!
Heidi was opgetogen en vertelde meteen, dat zij ook op weg was naar Amsterdam.
‘Wat toevallig,’ zei het meisje. ‘Gaat u er voor uw vakantie heen?’
‘Nee, ik ga werken,’ antwoordde Heidi trots. ‘Maar u bent zeker met vakantie in Zwitserland geweest?’
‘Inderdaad. Het is een prachtig land en ik hoop van harte dat het u in ons kleine Holland net zo goed zal bevallen als mij in Zwitserland.’
Na een poosje zei Heidi, die het maar gek vond, dat ze
| |
| |
voortdurend met ‘u’ werd aangesproken:
‘Zoudt u het erg vinden als u me voortaan Heidi noemde?
Ik ben pas zestien en ben niet gewend aan dat ge-u!’
‘Graag,’ zei het meisje, ‘maar noem mij dan Tine.’
Dat was afgesproken en Heidi kwam van Tine een heleboel te weten over de stad waar ze zou komen te wonen.
Tine van Duren woonde in hetzelfde gedeelte van de stad waar Heidi zou komen.
‘Dat treft prachtig,’ zei Tine, ..want als we in Amsterdam aankomen, morgenochtend, kunnen we samen naar huis gaan. Dan hoef jij niet te zoeken!’
‘Dat is heel aardig van je,’ antwoordde Heidi, ‘maar meneer Maarendonk zou me aan het station afhalen met zijn auto!’
‘O, dat is heel prettig voor je.... maar ik vind het eigenlijk een beetje jammer. Ik was je graag behulpzaam geweest.’
‘Ja, wat vreemd, hè. Het is net of we elkaar veel langer kennen dan pas een paar uur,’ merkte Heidi peinzend op.
‘Heb jij dat gevoel ook?’
‘Inderdaad.... En weet je wat we daarom doen moeten?’
‘Nee, wat dan?’
‘Elkaar niet uit het oog verliezen.... in Amsterdam, bedoel ik. Het lijkt me ergens heel onplezierig voor je, dat je daar geen sterveling kent. Zou je het niet prettig vinden om me eens op te zoeken als je vrij bent?’
‘Dat zou ik enig vinden!’ riep Heidi spontaan uit.
Het werd een zeer genoeglijke reis.
De twee meisjes hadden elkaar echt ‘gevonden’ en praatten honderd uit.
Soms werd het gesprek gemeenschappelijk. Alleen de jongeman zei niet veel. Hij was een Engelsman en sprak
| |
| |
slechts heel gebrekkig Frans en Duits. De oude dame was een Belgische en het echtpaar kwam uit Duitsland.
De tijd vloog om.
Zo nu en dan kreeg iemand trek en verliet de coupé om in de restauratiewagen iets te gebruiken.
Heidi vertelde, dat ze nog nooit in de trein gegeten had en Tine nodigde haar onmiddellijk uit om samen naar de restauratiewagen te gaan.
‘Maar ik heb broodjes bij me,’ wierp Heidi tegen, ‘mijn grootvader heeft ze eigehandig voor me klaargemaakt.’
‘Dan eet je die morgenochtend op, als ontbijt,’ stelde Tine lachend voor.
‘Ja, maar.... is het erg duur?’ wilde Heidi weten. Ze had natuurlijk wel wat geld bij zich, maar daar moest ze de hele maand september mee toe komen, want haar eerste salaris zou ze pas eind van de maand ontvangen.
‘Je kunt het zo duur en zo goedkoop maken als je zelf wilt,’ zei Tine. ‘En als je geld tekort mocht hebben, wil ik het je wel voorschieten, hoor. We hebben toch afgesproken dat we contact met elkaar zullen houden. Als ik zelf niet zo krap bij kas was, na mijn vakantie, dan zou ik je wel fuiven!’
Heidi overwoog even wat ze doen zou. Toen zei ze resoluut:
‘Ik doe het! En je hoeft me echt niet voor te schieten. Ik heb voldoende geld bij me.... dan doe ik het de rest van de maand maar kalmpjes aan. Mijn eten en drinken heb ik vanzelfsprekend toch wel en het gaat dus alleen om extratjes, die ik me zou willen veroorloven.’
‘Goed zo!’
Het diner in de trein werd een gebeurtenis voor de kleine Heidi en ze genoot met volle teugen van al het nieuwe.
Ze nam zich stellig voor om goed te sparen, zodat ze later veel zou kunnen reizen.
|
|