Een visie op de universiteit
(1985)–P. De Somer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
Universiteit en KerkGa naar voetnoot*Heilige Vader,
Het is met groot genoegen dat ik U in naam van gans onze universitaire gemeenschap welkom heet. De K.U. Leuven is - samen met de Université Catholique de Louvain - niet alleen de oudste universiteit van de Nederlanden, maar ook de oudste van de honderden thans over de wereld verspreide katholieke instellingen voor hoger onderwijs. In de stichtingsbul ‘Sapientiae Immarcessibilis’ beschreef uw voorganger, Paus Martinus V, in 1425 aldus de zending van de nieuw opgerichte universiteit: ‘De studiën dragen bij tot de uitbreiding van het Rijk Gods en tot de verspreiding van het geloof; zij geven aan de strijdende Kerk de leiders die Kerk en Staat besturen voor het grootste heil van de zielen; zij verstevigen rust en vrede en zij verhogen de voorspoed bij alle klassen van de maatschappij’. In tegenstelling met de 64 andere universiteiten die opgericht werden vóór het einde van de 15de eeuw bij pontificale bul, en die ofwel verdwenen zijn ofwel werden omgevormd tot profane instellingen, heeft de Leuvense universiteit deze opdracht ononderbroken vervuld tot in de huidige tijd. Door de eeuwen heen werd hier een katholieke elite gevormd van mensen die, zowel in binnen- als in buitenland, verantwoordelijke functies vervulden in de leiding van Kerk en Staat. In de 19de en 20ste eeuw werd nagenoeg de helft van de Belgische universitaire intelligentsia te Leuven opgeleid. De Leuvense Alma Mater drukte haar stempel op het sociale, economische en politieke leven van ons land. Door alle crisissen en moeilijkheden heen werd hier een universiteit in stand gehouden die in de meest diverse domeinen van de humane en de natuurwetenschappen op het peil bleef van haar tijd. Deze houding van trouw aan onze pauselijke stichtingsbul en aan Rome werd geenszins gekenmerkt door slaafsheid of gedwee conformisme. Vanaf de 15de eeuw tot nu vindt men een cyclische wisselwerking van enerzijds aanhankelijkheid aan de Kerk en anderzijds een vrije gemeenschap van leermeesters en studenten. De theologische contro- | |
[pagina 253]
| |
versen die de Kerk in de loop van de geschiedenis beroerden, brachten meermaals latente en open conflicten mee binnen de universiteit en gaven aanleiding tot de afkeuring of zelfs veroordeling van sommige van onze professoren. Die tegenstellingen hebben echter nooit een breuk teweeggebracht. Ze illustreren hoe onze Alma Mater steeds haar specifieke taak van katholieke univerteit vervuld heeft als studiebureau en onderzoekscentrum voor de Kerk. In die hoedanigheid beschouwt de K.U. Leuven het als haar plicht gevestigde waarheden bestendig in vraag te stellen en zo nodig aan te passen aan de taal en het denken van de tijd. Dit leidt onvermijdelijk tot botsingen tussen dwaling en orthodoxie, en soms tot de overgang van dwaling naar orthodoxie. Een katholieke intellectueel - zoals trouwens elke intellectueel - bevindt zich altijd in het grensgebied tussen het reeds gekende en het nog niet gekende. Of hij zich nu buigt over de geheimen van de natuur, zoals in de natuurwetenschappen, of hij in contact treedt met het denken van andere culturen, zoals in de cultuurwetenschappen, of hij zoekt naar de ordening van de samenleving, zoals in de gedragswetenschappen, telkens staat hij voor het nieuwe, het ongekende. Wetenschappelijke vorsers van eender welke discipline moeten over de vrijheid beschikken om dat ongekende in kaart te brengen, om werkhypothesen te ontwerpen en te toetsen, om het nieuwe te integreren in het reeds gekende of er gevolgtrekkingen uit te halen voor het reeds bestaande. Hun dient ook de vrijheid tot dwalen te worden toegekend: dat is een essentiële voorwaarde opdat zij als onderzoekers hun opdracht - en de universiteit als instelling de hare - zouden kunnen vervullen. Actuele discussies en spanningen over morele probleemstellingen in verband met het bevolkingsvraagstuk, contraceptie, bepaalde medische ingrepen, uiteenlopende theorieën over de interpretatie van bepaalde geloofspunten, tonen aan hoe delicaat de opdracht is van een katholieke universiteit; onophoudend moet zij trachten waarden en waarheden met elkaar te verzoenen. U zelf, Heilige Vader, hebt als professor van een katholieke universiteit deze problemen beleefd en vanuit de opgedane ervaring hebt U in talrijke toespraken, in zeer klare taal, gesproken over de verhouding tussen geloof en wetenschap en over de noodzaak voor de wetenschap van vrij onderzoek. Aan vertegenwoordigers van de Spaanse universiteiten verklaarde U in 1982: ‘De Kerk steunt de vrijheid van onderzoek, één der edelste eigenschappen van de mens. Het is door het onderzoek dat de mens komt tot de Waarheid, één der schoonste namen die God zichzelf heeft toegekend. Daarom is de Kerk overtuigd dat er geen tegenstrijdig- | |
[pagina 254]
| |
heid mogelijk is tussen wetenschap en geloof, vermits uiteindelijk elke realiteit voortkomt uit de scheppende God’. In dezelfde geest hebt U ten aanzien van onderzoekers van de ganse wereld, die in San Remo vergaderd waren om de 150ste verjaardag te vieren van de geboorte van Alfred Nobel, het initiatief genomen om te betreuren dat, tengevolge van misverstanden en vergissingen, het gebrek aan begrip tussen geloof en wetenschap aanleiding gaf tot de veroordeling van Galileï. Bij dezelfde gelegenheid hebt U verklaard dat dergelijke conflictsituaties tot het verleden behoren, dank zij een beter wederzijds begrip aangaande de methodes die eigen zijn aan de verschillende benaderingen van de waarheid. In alle duidelijkheid hebt U zich uitgesproken over de wens van de Kerk voor een zelfstandig theologisch onderzoek dat zich onderscheidt van het kerkelijk leerambt. U verheelt niet dat daaruit spanningen en conflicten kunnen ontstaan, hetgeen U toeschrijft aan de eindigheid van de rede ‘die in haar reikwijdte begrensd is en bovendien aan dwaling blootgesteld’. Tijdens uw talrijke apostolische reizen naar ontwikkelingslanden hebt U menigmaal uiting gegeven aan uw bezorgdheid omtrent de groeiende kloof tussen de armen en de rijken, tussen arme en rijke landen. U hebt rechtstreeks contact gehad met de minstbedeelden in de favella's en de krottenwijken van de grootsteden; U hebt persoonlijk vastgesteld in welke mensonterende omstandigheden een groot deel van de wereldbevolking moet leven, volledig verstoken van alles wat wetenschap en techniek nieuw hebben gebracht voor de ontplooiing van de mens. Uw belangstelling voor hun lot heeft hoop gewekt bij die uitgestotenen van de maatschappij en betekende een sterke morele steun voor de priesters die zichzelf opofferen om het bestaan van de armen te delen en de boodschap van Christus naar hen uit te dragen. Een universiteit, vooral een katholieke universiteit, is meer dan alleen maar een instelling waar wetenschap wordt overgedragen en waarheid gezocht. Het is eveneens haar taak zich in te laten met de grote problemen waarmee de hedendaagse maatschappij geconfronteerd wordt. Zij moet volwaardige mensen vormen, die niet enkel weten maar ook aanvoelen wat immoreel en onrechtvaardig is en die de verantwoordelijkheid willen opnemen om daar iets tegen te doen. Voor ons zijt U een leermeester die onze problemen begrijpt, naar wie wij met aandacht luisteren en die wij met bewondering volgen. Naast uw waardering voor de verwezenlijkingen van de wetenschap kennen wij ook uw ongerustheid over de beheersende macht van de | |
[pagina 255]
| |
wetenschap en van de nieuwe technieken die zij tot ontwikkeling bracht. In een toespraak voor de Verenigde Naties hebt U gewezen op de noodzaak van een morele heropstanding, ten einde de wetenschap enkel ten dienste te stellen van de mens en niet tegen de mens. Ik citeer uit die rede: ‘De mens beschikt over een buitengewoon potentieel aan wetenschappelijke en technische middelen. Wij zijn overtuigd dat deze middelen voor de ontwikkeling en de groei van de volkeren veel efficiënter zouden kunnen gebruikt worden. Dit veronderstelt natuurlijk het nemen van politieke opties en meer nog van morele opties. Het wordt dringend om terug nieuwe prioriteiten te bepalen’. Met ontzetting hebt U vastgesteld dat meer dan de helft van alle vorsers ter wereld tewerkgesteld worden voor onderzoek met militaire doeleinden. Welke redelijke mens zou niet de onrust delen waaraan U uiting hebt gegeven betreffende de gevaren van een nucleaire oorlog. ‘Tot nu toe, aldus Uw toespraak op de Wereldvrededag in 1980, wordt gezegd dat de kernwapens een afschrikkingsmacht vormen die het uitbreken van een grotere oorlog heeft voorkomen, en dat is waarschijnlijk waar. Maar tegelijk kan men zich afvragen of dat altijd zo zal zijn’.
Heilige Vader, wij zijn blij dat wij, op de bescheiden plaats die de onze is, met U als voorganger, kunnen meewerken om de christelijke boodschap steeds meer begrijpelijk te maken, om de wetenschap in dienst te stellen van de mens en te streven naar een betere wereld. Als niet-Italiaanse Paus zijt U de eerste opvolger van Adrianus VI, mijn voorganger als rector van de Alma Mater Lovaniensis. De universiteit waar U doceerde, de Katholieke Universiteit van Lublin, is als het ware een kind van de Katholieke Universiteit van Leuven. Lublin werd opgericht naar het model van Leuven en draagt in afkorting dezelfde naam: K.U.L.. Tussen onze beide instellingen zijn er veel familiebanden en familiebezoeken. Wij steunen en verrijken elkaar door een brede uitwisseling van professoren en studenten. Wij zijn fier dat uit onze twee zo hecht verbonden katholieke universiteiten voor de tweede maal een paus gekozen werd. Zoals in de voorbije 560 jaar van ons bestaan, mag de Paus ook in de toekomst rekenen op de loyale medewerking van de K.U. Leuven en op haar gehechtheid aan de christelijke waarden. |
|