Een visie op de universiteit
(1985)–P. De Somer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
De Leuvense universiteit in het brandpuntGa naar voetnoot*De voorzitter van de K.V.H.U.-Brussel heeft erop gedrukt dat van mij geen officieel standpunt werd verwacht maar de visie op de problemen vanuit mijn eigen ego. De klassieke theorieën betreffende Leuven kent iedereen. De Leuvense Universiteit staat sinds vijf jaar in het brandpunt van de Belgische en zelfs van de buitenlandse belangstelling. Het probleem werd ontleed in honderden artikels van dagbladen en tijdschriften, en maakte het voorwerp uit van tientallen moties van professoren, wetenschappelijke navorsers, studenten, nationale en lokale verenigingen van culturele en politieke aard. Het werd uitgediept - en soms nog meer ingewikkeld gemaakt - in ontelbare voordrachten, parlementaire besprekingen, uitzendingen van radio en televisie en wat weet ik nog. Indien mij gevraagd wordt meer klaarheid te scheppen dan is dit niet omdat het probleem Leuven de jongste maanden onvoldoende werd belicht. Het vormt integendeel een typisch voorbeeld van ‘over-exposure’ of overbelichting, waardoor de contouren van het beeld vervagen en de wit-zwart nuances verdwijnen. Vooreerst wil ik trachten in het kort, en noodgedwongen onvolledig, de decors te belichten waarin het Leuvens toneel gespeeld wordt. Na de diepere betekenis van het treurspel te hebben onderzocht, wil ik een verantwoording geven van mijn eigen houding. | |
DiagnoseOp de openingsplechtigheid van het academisch jaar stapte ik met het professorenkorps door de Bondgenotenlaan achter een groep Waalse en buitenlandse studenten. De Vlaamse studenten stonden met de rug naar ons gekeerd. Zij jouwden ons uit en riepen scheldwoorden naar de statige | |
[pagina 55]
| |
stoet van in toga en habijt getooide professoren, die als het ware van uit oude tijden een plechtige intrede hielden in de stad Leuven. Eén slogan of scheldwoord - of was het maar een constatatie, misschien voor sommigen hard om horen? - maakte op mij een zekere indruk omdat het niet zo slecht gevonden was. Een student riep nl.: carnaval! Ik kan me voorstellen dat de stoet van plechtig uitgedoste hoogleraars bij sommigen een beeld opriep van discrepantie. Beoefenaars van de moderne wetenschap gaan nog gehuld in hun middeleeuwse kleding. Terwijl de rol van de universiteit erin bestaat de motor te zijn van de technische, wetenschappelijke en sociale vooruitgang, doet zij zich met haar ouderwetse toga's aan de buitenwereld voor als een aan de tijd ontheven gemeenschap. Bij mij riep dat incidentje het beeld op van een geprangde universiteit die temidden van een evoluerende gemeenschap, zoekt naar adaptatie. | |
In de eerste plaats is de functie van de universiteit gedemocratiseerdTot vervelens toe hoort men herhalen dat welstand en politieke macht in grotere mate afhankelijk zijn van de waarde en de hoeveelheid van technici en wetenschapsmensen, dan van materiële rijkdom en fysieke macht. In de moderne wereld kunnen laboratoria voor scheikunde en fysica sterker bijdragen tot de verdelging van de wereld dan oorlogsbodems. Het ministerie van Onderwijs is meer bepalend voor de toekomst van de welvaartstaat dan de departementen van Economische Zaken en Financiën. Voor de man-in-de-straat zijn ijskast, wagen en jaarlijkse vakantie meer afhankelijk van het produkt dat geleverd wordt door de wetenschappelijke research dan van zijn strijd tegen de werkgevers. Dit fenomeen is tamelijk recent. In ieder geval is men zich daarvan slechts bewust geworden in de jongste 15 à 20 jaar. Naast de democratisering van de functie der universiteit worden wij geconfronteerd met de democratisering van de deelnemers aan het leven van de universitaire gemeenschap. In academische milieus is het heimwee nog groot naar de ‘universitas’, waar de mensen die er samenleven geen verplichting hebben om hun kennis te gebruiken voor praktische doeleinden. Velen dromen nog van een gesloten gemeenschap waar het celibaat van het intellect beoefend wordt, gescheiden van de concrete contemplatie van de feiten, los van de alledaagse realiteit. Het is niet meer alleen de internationale elite die toegang heeft tot de universiteit. Kinderen van een arbeider zijn er even welkom als die van een advocaat. Naast de notariszoon zit de zoon uit café ‘De Olifant’, die niet zo zeer komt om een stuk cultuur, maar om een stuk papier te | |
[pagina 56]
| |
verwerven, een diploma dat hem toegang verschaft tot de hogere sociale klassen. Hij wil er een beroep leren dat in zijn optiek ver verwijderd ligt van wetenschap en cultuur, maar hem een check aan de hand doet voor de aankoop van zijn wagen en de bouw van zijn woning. Democratisering van de studentenmassa ging bovendien gepaard met democratisering van het professorenkorps. Vroeger waren de hoogleraars gelijkgesteld met de hoogste magistraten. Hoe zeldzamer een species is, hoe meer waarde ze heeft. Als er duizenden zijn, behoren zij niet meer tot een selecte klasse. Een symptoom van die democratisering is b.v. de staking die enkele maanden geleden werd op touw gezet door de professoren van de rijksuniversiteiten, voor hogere lonen, een beter statuut en een meer voordelige pensioenregeling. Zij zagen zich verplicht dezelfde drukkingsmiddelen te gebruiken als de man-uit-de-straat. Toen de professoren naar het laatste wapen van de arbeider grepen om in de welvaartstaat hun belangen te verdedigen, verloren zij meteen hun sociaal aureool. Zij daalden neer tot de klasse van de gewone stervelingen. Dit alles is nieuw, maar het is onafwendbaar. De democratisering van de universiteiten en de bestendige uitbreiding van de wetenschap schiep ook nieuwe financiële behoeften. Talrijker studenten en een uitgebreider gamma van wetenschappen vereisten meer geld en hogere investeringen. Men kwam als het ware in een vicieuse cirkel terecht. Het zijn niet meer zoals vroeger de prinsen en de bisschoppen die een universiteit kunnen in leven houden. Een nieuw fenomeen deed zich voor: de universiteit was verplicht een beroep te doen op hetgeen Professor Leemans genoemd heeft ‘Vadertje Staat’. Dat is voor niemand meer een geheim, en het gevolg was dat iedereen zich met de universiteit ging bemoeien: de journalist, de politicus, de industrieel, de syndicalist. Iedereen valt haar aan en betoogt hoe het zou moeten. De publieke opinie is er voor of er tegen... Niet alleen van buiten uit, ook van binnen in wordt de universitaire wereld in beroering gebracht. Professoren en studenten willen hun zeg hebben over de structuur van de universiteit, het onderwijssysteem, de keuze van professoren, de hervorming van de examens, enz... Wat heeft men in de jongste vijf jaar daarover in België niet geperoreerd! Velen horen in zich een stem en voelen zich geroepen om prorector of rector te worden. Overal staan messiassen op, die de heilige kruisvaart preken in deze heidense wereld om relieken uit het verleden te verdedigen tegen profanatie. | |
[pagina 57]
| |
In België is het probleem van de universiteiten bijzonder acuut. Naast de kwesties van algemene aard - democratisering, inschakeling in de gemeenschap, expansie van het wetenschappelijk onderzoek - kreeg het bij ons een speciale kleur omwille van de taalverhoudingen en de ideologische tegenstellingen. De hoofdtonen die men in België overal terugvindt, in de partijen, het onderwijs, de sociale organisaties, kleurden ook de politiek van de universiteiten en het wetenschapsbeleid. De spanning tussen de taalgemeenschappen drong binnen in de ivoren toren van wetenschap en cultuur, en de universitaire problemen werden het voorwerp van competities tussen twee cultuurgroepen die zich elk verdedigen met eigen wapens. | |
Een overheersend element in het Belgisch decor vormen de taalverhoudingenDe franssprekenden beschikken over een taal met ruimere verspreiding vooral op cultureel vlak, die lange tijd de officiële taal was van de administratie, middelbaar en hoger onderwijs, gerecht, handel en nijverheid. In aanzienlijke mate slaagde het Frans erin zijn positie te handhaven, ook bij de invloedrijke klassen in onze Vlaamse steden. Men zou gaan denken dat de Franse taal beschikt over de charmes van een verleidelijke vrouw. De verfransing van Brussel gebeurt onbetwistbaar onder sociale druk. Maar hoeveel Vlamingen hebben zich te Brussel gedwee en zonder tegenzin laten verfransen, omdat zij graag overschakelden naar een andere cultuur? Het zou de moeite waard zijn de statistieken op te maken van de Vlamingen die een belangrijke rol speelden of spelen in de Vlaamse strijd en die het Frans als huistaal gebruiken. Het Nederlands wordt gesproken door de meerderheid van onze landgenoten maar het is een taal met kleinere spreiding, die in België een lang verleden van verdrukking en veronachtzaming achter de rug heeft. Zij leefde voort in de dorpsschool en kreeg ook langs politieke weg een zekere erkenning. Op de economische, financiële en wetenschappelijke kringen evenwel kon het Nederlands geen vat krijgen. De zgn. elite, de groep met procentsgewijze de grootste participatie aan het hoger onderwijs, was en is nog in ruime mate verfranst. Tijdens het vorig academisch jaar waren er nog 2.612 studenten in Vlaanderen die in het Frans studeerden. Vlaanderen kreeg slechts universitair onderwijs in eigen taal sedert 1930. In den beginne werd het overigens nog grotendeels gegeven door franssprekende professoren. | |
[pagina 58]
| |
De nederlandssprekende groep heeft dus een duidelijke culturele achterstand, die nog niet is ingehaald. Vandaar wellicht het regionaal karakter van onze visie op de universitaire politiek. Men is begonnen met nieuwe faculteiten te Antwerpen, kandidaturen te Kortrijk; Limburg dringt eveneens aan. Als cultureel zwakkere groep zijn wij geneigd een defensieve houding aan te nemen, want zonder bescherming zou de Vlaamse gemeenschap haar deel niet krijgen van de gelden die voor de wetenschap zijn bestemd. De taalverhoudingen vormen dus de eerste hinderpaal voor een rationele planning van het universitair onderwijs in ons land. | |
Een tweede typisch Belgisch aspect van het probleem is de ideologische splitsingIk geloof dat er niet één land in de wereld is waar wij zo acuut worden geconfronteerd met de ideologische verzuiling als bij ons. Nergens is de katholieke Kerk zo institutioneel geïntegreerd in de wereldlijke structuren: syndicaal leven, gezondheidsorganisaties, politiek, en ook in de universiteiten. Dat alles is historisch gegroeid. Vaak is de voornaamste zorg het behoud van verworven posities, en van het bestaande evenwicht, meer dan bekommernis voor de wetenschap. Tegenover Leuven staat de universiteit van Brussel, die gesteund is op vrijzinnigheid en een anti-katholieke levensbeschouwing. Zelfs in het katholieke kamp is er gebrek aan eenheid. Bij het vastleggen van de expansiepolitiek moet men met dat alles rekening houden: van de ene kant de taalverhoudingen, van de andere kant de concurrentie tussen de rijksuniversiteiten, de vrije universiteit van Brussel, de katholieke universiteit van Leuven en de hogere instituten van de Jezuïeten. Op deze achtergrond speelt het Leuvens toneel zich af. Leuven is microcosmos van Vlamingen en franssprekenden, en bij deze laatsten moet men dan nog onderscheid maken tussen Walen, Brusselaars, francofonen uit het Vlaamse land en vreemdelingen. Zij allen zitten samengedrongen in een kleine stad en niet zelden in dezelfde enge gebouwen. Het gebrek aan ruimte is onbetwistbaar en ten allen prijze moet er aan expansie gedacht worden, hetzij te Leuven hetzij elders. In grote steden als Brussel of Gent wordt het studentenvolk verdund. Duizend studenten kunnen op de Rooseveltlaan te Brussel onopgemerkt voorbijgaan of hoogstens een lichte storing teweegbrengen in het verkeer. Duizend studenten in de Bondgenotenlaan te Leuven verlammen de stad en wekken de indruk van een opstand. Zoals ratten nerveus worden | |
[pagina 59]
| |
wanneer zij samen zitten in een enge ruimte, zo zal de concentratie van veel mensen met te weinig levensruimte bestaande spanningen vermeerderen en acuter maken. De ophoping van een kritische, explosieve massa zoekt een uitweg volgens krachtlijnen, die onbewust aanwezig zijn. Het expansieprobleem zal zich kristalliseren rond de taalproblemen. Te Leuven is het specifiek karakter van de Belgische taalverhoudingen weerspiegeld. Het sociaal verschil lussen de twee taalgemeenschappen in België vindt men terug in de samenstelling van het korps van professoren, wetenschappelijk personeel en studenten. Het algemeen superioriteitsgevoel dat de franstaligen eigen is, treft men ook duidelijk aan bij de Leuvense professoren. Bij hen bestaat er meer gebondenheid met de Belgische leidende klassen. Zij hebben ook zekere voordelen, b.v. gemakkelijker toegangsmogelijkheden tot de industrie, het bankwezen, het gerecht, de wetenschap met haar laboratoria, waar zij zich heel wat minder vreemd voelen dan de nederlandstaligen. Sociaal doen zij zich meer gelden en de spontane cohesie, die belangrijk is voor het functioneren van de elite, is bij hen veel sterker dan bij ons. De strijd voor sociale vooruitgang en de belangstelling voor eigen economische problemen is bij de franstaligen naar de achtergrond gedrongen; hun interesse gaat meer naar vrijetijdsbesteding en wetenschappelijk onderzoek. Zoals overal elders in Vlaanderen voelen ook de status-zoekers uit de Leuvense agglomeratie, de gegoede burgerij en zelfs de middenstand, zich aangetrokken tot de franstalige upperclass. De hogere sociale klasse, zowel van de Leuvense bevolking als deze behorend tot de universitaire gemeenschap, zoekt bij voorkeur aanleuning bij de franstalige elite, liever dan bij de nederlandstalige. Op dat gebied is nochtans een gunstige evolutie merkbaar, vooral onder de benoemingen van de jongste jaren. Nu nog ondervinden wij de gevolgen van het feit dat Leuven slechts vanaf 1930 op grote schaal werd vernederlandst en dat de eerste generatie van de in het Nederlands docerende professoren merendeels tot de franssprekende groep behoorde. De tweede generatie vooraanstaande Vlamingen beheerste de Franse taal nog zeer behoorlijk, maar was nederlandssprekend. De huidige generatie bezit nog slechts een passieve kennis van het Frans.
Een tweede aspect van de groeiende vervreemding tussen de twee taalgroepen te Leuven is het gebrek aan interesse van de franstaligen voor de Nederlandse cultuur; zeker hebben zij geen begrip voor aanpassing en integratie in de Vlaamse gemeenschap. Ondanks alle ronkende verklaringen over het belang van samenleven en contacten tussen twee culturen, is te Leuven, onder sociaal en cultureel oogpunt een soort | |
[pagina 60]
| |
Berlijnse muur aan het ontstaan tussen de Vlamingen en de franssprekenden. Vroeger hadden de kinderen van de franstalige universitaire gemeenschap contact met Vlaamse kinderen langs de school, de parochie, de jeugdbeweging. Door het oprichten van eigen scholen, een eigen parochie, eigen jeugdbewegingen, het organiseren van een eigen sociaal en cultureel leven, is een kloof ontstaan. Daarbij komt het reeds vermelde verschijnsel dat de jongere generatie van Vlamingen niet meer bekwaam is het Frans te gebruiken als vlotte omgangstaal. Onze kinderen kennen de kinderen van de franstaligen niet meer. Alle sentimentele banden tussen de twee gemeenschappen zijn teloorgegaan. Met een vriend kan men van mening verschillen, maar nooit zal men er aan denken hem weg te sturen. Tegenover een vreemde is men veel harder. De nieuwe generaties zijn vreemden geworden voor elkaar en dit verklaart de treffende hardheid waarmee ze tegenover elkaar staan. Het verblijf van de franstaligen te Leuven wordt door velen beschouwd als de aanwezigheid van een vreemd lichaam temidden van een Vlaamse stad. Men moet nochtans begrijpen dat ook voor de franssprekenden het probleem bestaat van de binding met hun taalgemeenschap en hun cultuur. De Waalse katholieken zien in de Leuvense universiteit hun belangrijkste intellectueel centrum. Het is aan te nemen dat de professoren van de Franse sectie gehecht zijn aan een eigen Frans milieu en dat zij hun kinderen willen opvoeden in eigen taal. Deze vaststellingen zijn niets anders dan een klinische diagnose en prognose, in alle brutaliteit maar sine animo. Het lot van de patiënt zal er niet op verbeteren indien de diagnose, uit vrees voor de gevolgen, onjuist wordt gesteld!
Een derde aspect van het probleem werd uitvoerig behandeld in het tijdschrift ‘De Maand’. Ik heb de indruk dat Leuven het laboratorium aan het worden is waar alle Belgische moeilijkheden tussen de twee taalgemeenschappen worden geconcentreerd. Leuven blijft voor velen het ideale milieu om, buiten alle beschouwingen van universitaire aard, een ideologisch en zelfs fysiek agitatiecentrum tot stand te brengen voor de gehele Vlaamse problematiek en vooral voor het probleem Brussel. Academisch personeel, professoren en assistenten, vormen de grootste concentratie van denkmateriaal en moreel gezag die men ergens kan aantreffen. Leuven is altijd een van de brandpunten geweest in de Vlaamse beweging; inzake bekommernis en inzet voor de Vlaamse problemen wordt van de Leuvense professoren een meer actieve rol verwacht dan van andere Vlaamse universiteiten en universitaire centra. | |
[pagina 61]
| |
De nieuwe studentengeneraties, die zijn opgegroeid buiten het contact met de franssprekenden en de Franse cultuur, beginnen in te zien, bewust af onbewust, dat hun eigen toekomst gebonden ligt aan de sociale doorbraak van de Vlaamse Beweging. De achteruitgang, zowel sociaal als geografisch, van de Vlaamse cultuur te Brussel - gepaard met de sterke ontwikkeling van de hoofdstad als economisch en cultureel centrum - wekt bij de jeugd een gevoel van frustatie. Wij zijn op een kritisch punt gekomen. Het zou kunnen zijn dat de Vlaamse jeugd zich bedrogen voelt en geremd in haar opgang door een verstard voorkomende Vlaamse beweging. In elk geval is het zo dat de Vlaamse beweging zelf door een aantal studenten in vraag wordt gesteld. De misstanden te Brussel weerkaatsen op Leuven. Het opbreken van kasseistenen in de Leuvense straten is misschien de uiting van een frustratie-complex, omdat achter de vensters van de nieuwe, luxueuze buildings te Brussel zo weinig plaats is voor Vlaamse mensen. In alle landen geven de studenten blijk van sociale ontevredenheid. De universiteiten zijn uitgelezen milieus voor agitatie geworden. Alle verhoudingen in acht genomen is Leuven een grootstad van mensen tussen 18 en 25 jaar. Zij beschikken over vrije tijd, zij zijn uiteraard dynamisch en kunnen nog de edelmoedigheid opbrengen om voor ideeën op straat te komen. Daarom is de Leuvense universiteit een heet spit geworden waar alle Belgische haringen worden samengebracht om ze te laten bakken. Hoe anders verklaart men de interesse van allerlei groeperingen, die hun problematiek in onze stad komen opwarmen? Ook andere universiteiten willen als pressure-groep hun woord meepraten over Leuven. Sommigen misbruiken Leuven als afleidingsmanoeuvre voor problemen die aan hun eigen universiteit veel acuter zijn. Waarom die plotse belangstelling van een nieuwe klas van klerikale antiklerikalen, ambitieuze paters die verontwaardigd zijn wanneer ze de bisschoppen op politiek betrappen terwijl ze zelf heelder dagen aan politiek doen, en die het ressentiment tegen hun overheid op Leuven afreageren? Dat alles blijft niet zonder invloed, en communistisch getinte elementen laten geen kans voorbijgaan om te stoken en verwarring te zaaien. Men is verrast over hetgeen er woelt in de geesten van sommige Vlaamse studentenleiders als men hun geschriften leest. Hier volgen enkele staaltjes: - ‘De student dient de weg op te gaan van radicale zelfstandigheid ten overstaan van de familie. Het determinisme dat uitgaat van de familie is van zuiver handhavende aard en brengt met zich mee een gesloten engagement, gebaseerd op klasseverschil en onderscheid in wereldbeschouwing d.w.z. verzuiling individualisme conservatisme’. | |
[pagina 62]
| |
- ‘Elke ideologische fundering van de universiteit is zinloos, omdat zij niet teruggaat op de sociale realiteit en bijgevolg kan zulke fundering slechts gezien worden als handhaving. Elke ideologie komt in de grond neer op handhaving ... De endoctrinering van de studentenmassa dringt zich op’. - ‘De vervreemde mentaliteit in België steunt op drie ideologieën, welke realiteitsloos en dus vervreemdend zijn voor de Belgische burger: 1. De Vlaamse ideologie: De Vlaamse ideologie gaat uit van een achterhaald gegeven, het nationalisme, dat slechts historisch gefundeerd kan worden. Het nationalisme, sluitsteen van de zgn. Vlaamse Beweging gaat niet uit van welke sociale realiteit ook. Hierdoor komt het dat op het ogenblik de Vlaamse Beweging een belangrijk element van vervreemding inhoudt dat elk engagement belemmert. Daarbij komt dat deze Vlaamse Beweging geïncorporeerd ligt in wat men noemt Verenigingen, zonder enige mogelijke dynamiek. 2. De Belgische ideologie: De studenten moeten elke centrumpolitiek vermijden (b.v. een travaillistische regering) opdat de mogelijkheid tot sociale tegenstelling zou vergroten. Het spreekt vanzelf dat de studentenpolitiek vanuit uiterst links dient te vertrekken en als zodanig wel bewust zijn gezicht moet tonen. Pas dan wordt het mogelijk de uiterst rechtse pers (dit is de overgrote meerderheid van onze massa-media) en politieke partijen duidelijk aan te vallen. 3. De religieuze ideologie: De universiteit is een van de grootste ondernemingen van dit land. Wij dienen de universiteit niet anders dan als een onderneming te benaderen. Ook de Kerk is een van de grootste ondernemingen van dit land. Wij moeten de Belgische kerk als een geestelijke Société Générale benaderen. De twee sociétés moeten trouwens het brandpunt worden van onze aanval op het establishment’. Wellicht moeten we dergelijke uitlatingen niet te ernstig en zeker niet te tragisch opnemen, vooral daar de linkse ondermijners intussen duidelijk gewaar geworden zijn dat zij door de massa van de studenten niet worden gevolgd en dat de openbare opinie in Vlaanderen hen links laat liggen. | |
TherapieNa deze brutale diagnose wordt het tijd om te praten over de therapie. Vooraf moet men zekere opties nemen, eerst en vooral met betrekking tot | |
[pagina 63]
| |
de eigenlijke zending en betekenis van een katholieke universiteit. Is deze zending vooral pastoraal, d.w.z. moeten wij trachten een maximum aantal katholieke intellectuelen te vormen? Of is de zending vooral universeel? Moet onze universiteit hoofdzakelijk een denkcentrum zijn voor de Kerk, waar geloof en wetenschap bestendig worden geconfronteerd, en waar het aantal studenten eerder zou moeten beperkt worden? Men zou dan zelfs een numerus clausus kunnen invoeren. Vlamingen en Walen zijn het ook over die kwestie oneens. Terecht heeft men geklaagd dat de vroegere structuur van de katholieke universiteit was voorbijgestreefd. Inzake besluitvorming en beleid was een veel te grote bevoegdheid geconcentreerd bij de inrichtende macht en haar vertegenwoordiger te Leuven, de rector magnificus. De structuur bleek niet aangepast aan een moderne universiteit, waar de positieve wetenschappen meer dan 80 th. van het budget en van de activiteit opslorpen. Op onze dagen moet een universiteit bestuurd worden als een grote onderneming, waarvan de problematiek hoofdzakelijk van materiële aard is; een theoloog is niet gevormd voor zulke taak. Er was eveneens te weinig decentralisatie ter hoogte van de faculteiten, die steeds voor meer specifieke problemen gesteld worden, waaraan niemand anders dan zijzelf een oplossing kunnen geven. Ook was er niet voldoende scheiding Tussen onderwijs en wetenschapsbeleid, omdat het meestal dezelfde mensen waren die moesten instaan voor beide. De meeste professoren nemen hun wetenschap zeer ter harte, maar zijn niet de geschikte personen om een oplossing te vinden voor de concrete problemen van elke dag. De planning voor de toekomst van onze universiteit werd toevertrouwd aan een embryonair studiebureau. Al deze kwesties: de democratisering, de spanning tussen de Belgische taalgemeenschappen, de expansieproblemen en de verouderde structuren, brachten een explosieve toestand teweeg. Toen kwam de brief van 13 mei, waarmee het episcopaat een oplossing trachtte te brengen en op te leggen. Aan beide taalafdelingen werd autonomie beloofd en de voorgestelde oplossing inzake expansie bestond in een verdubbeling van de kandidaturen, die zouden gespreid worden over Vlaanderen en Wallonië. De centrale macht werd nog versterkt. Deze brief werd eerder koel of zo men verkiest, eerder warm onthaald en bracht de explosieve toestand tot explosie, niet alleen te Leuven maar over gans het Vlaamse land. Deze explosie heeft zeker de evolutie verhaast. De benoeming op 26 mei van Professor Leemans tot commissaris-generaal betekende dat | |
[pagina 64]
| |
de vertegenwoordiger van de inrichtende macht, de rector magnificus, gedubbeld werd door een leek. Deze keuze beduidde eveneens dat de universiteit zou worden gereorganiseerd op basis van de nieuwe structuren die waren ontworpen door de commissie waarvan Professor Leemans voorzitter was. Op 4 juni werd een leek aangesteld als prorector van de Nederlandse sectie, na een brede consultatie in de kringen van professoren en wetenschappelijk personeel. Aldus was een eerste bewijs geleverd dat de democratisering en de laïcisering ernstig zouden doorgevoerd worden. Op 15 juli werd een ontwerp van structuurhervorming voorgelegd aan de bisschoppen en hun raadgevers. Dit ontwerp, dat was opgesteld door de rector magnificus, de commissaris-generaal en de prorectoren van de twee afdelingen werd integraal aanvaard. De tekst werd in de vereiste juridische vorm gegoten en verscheen op 7 oktober in het staatsblad. Op diezelfde vergadering van het episcopaat, op 15 juli, besliste de inrichtende macht dat alle problemen met politiek karakter werden overgedragen aan de academische overheid, die de opdracht ontving een regeling te zoeken in onderling overleg Tussen beide secties en in contact met de politieke instanties. In het communiqué van de bisschopsconferentie van 15 juli werden duidelijk de bevoegdheden en verantwoordelijkheden afgelijnd van de inrichtende macht, de academische overheden en de politieke instanties. Hierdoor werd de weg geopend naar een oplossing, zowel op gebied van herstructurering als expansie. In de nieuwe structuren worden voor het eerst twee taalafdelingen erkend met eigen bevoegdheden. Elke afdeling is meester inzake wetenschappelijke politiek, benoemingen van academisch en wetenschappelijk personeel. De financies zijn gesplitst, en dat is uitermate belangrijk. Voor gemeenschappelijke problemen van beide secties zal het overleg gebeuren op volledig paritaire basis. De democratisering van het beleid werd doorgevoerd. De besluitvorming vertrekt vanuit de faculteiten, die alle vertegenwoordigd zijn in de academische raad. De meeste leden van de academische raad werden op democratische wijze verkozen. De unitaire raad van beheer moet nog enkel instaan voor de juridische bekrachtiging van de beslissingen die door de academische raden genomen worden, aangezien de twee secties nog geen eigen rechtspersoonlijkheid hebben. Voor bepaalde kwesties worden de leden van het wetenschappelijk personeel en de studenten bij het beleid betrokken. Leuven-Nederlands is een glazen huis geworden. | |
[pagina 65]
| |
Uit de democratisering volgt ook de laïcisering. Onder de zestien leden van de Vlaamse academische raad zijn er slechts vier priesters, waarvan twee namens de kerkelijke faculteiten. Het dagelijks bestuur wordt waargenomen door vier leken en één geestelijke. Voor het management en de contacten met de gemeenschap werd een college van curatoren aangesteld. De katholieke universiteit is beslist de weg opgegaan naar democratisering. Er werd reeds heel wat verwezenlijkt, alhoewel wij niet ontveinzen dat nog een lange weg moet worden afgelegd. Het komt erop aan de administratieve uitbouw te verzekeren van de autonome Nederlandse sectie. Dit is vooral een kwestie van geschikte mensen, maar in elk geval brachten wij een efficiënte beleidspolitiek. Van de professoren en de faculteiten wordt verwacht dat zij het democratisch spel zullen spelen en dat zij oog hebben voor de problemen van het geheel. Ieder denkt dat zijn specialiteit de belangrijkste is. De versplintering van de wetenschap in ontelbare specialismen maakt het noodzakelijk bij de verdeling van de budgetten een selectie te doen. Vooral het begin zal moeilijk zijn en het eindresultaat zal men slechts kunnen vaststellen binnen enkele jaren. Indien de nieuwe structuur de weg opent naar een volwaardige autonomie, dan blijft nog altijd de kwestie bestaan van de erkenning als zodanig, de eigen rechtspersoonlijkheid. De autonome Nederlandse Gemeenschap te Leuven is in feite de grootste universiteit van ons land, en in de ogen van de wetgever bestaat zij niet. In sommige organen van het wetenschapsbeleid is Leuven-Nederlands de facto vertegenwoordigd, maar wettelijk niet. Het is ondenkbaar en onaanvaardbaar dat men aan de prorectoren van de Vlaamse en ook van de Waalse sectie een gelijkaardig statuut zou blijven ontzeggen als dat van de rectoren der andere universiteiten, inzonderheid wat betreft de vertegenwoordiging in de nationale fondsen en instellingen voor het wetenschapsbeleid. Deze dubbele erkenning zou niets afdoen aan de fundamentele eenheid van de katholieke universiteit; het is alleen een aanpassing aan de werkelijkheid. Wij vragen klare toestanden en wij willen geen slachtoffer blijven van unitaire of federale obsessies. Men moet niet in alles symbolen zien van een te schuwen federalisme. Het is zoals Professor Van Hee eens zegde: sommigen zien zelfs federalisme in het breken van een pistolet. Tenslotte is er de kwestie van de geografische expansie en de overheveling van de Waalse afdeling naar Wallonië. Op dat gebied staan wij nog minder ver en zijn alleen bepaalde tendensen merkbaar. De | |
[pagina 66]
| |
procedure werd ingezet voor de onteigening van nagenoeg 200 ha te Waver-Ottignies. De aankoop van deze gronden laat alle mogelijkheden open voor om het even welke vorm van expansie. Dit probleem heeft een algemeen universitair aspect. Zoals in andere universiteiten zijn ook bij ons vele gebouwen en lokalen te klein en niet geschikt voor de noodzakelijke aanpassing. Maar in tegenstelling met andere universiteitssteden is daarenboven onze stad te klein om de bestendige uitbreiding en het toenemend aantal studenten op te vangen. Wat al problemen kennen wij te Leuven inzake huisvesting! Van universitair standpunt is de deconcentratie buiten Leuven-stad onafwendbaar. In principe zou dat even goed kunnen gebeuren rond Leuven. Indien de geografische expansie geen taalkundige en politieke aspecten had, zou ze geen moeilijkheden meebrengen. Zelfs franstalige colleges zouden theoretisch kunnen gevestigd worden te Aarschot of te Tienen, indien er geen algemeen Belgisch probleem was en indien men van Leuven niet een symbool en kristallisatiepunt had gemaakt van de nationale eenheid. Het behoud van de Franse sectie te Leuven zou zekere winstpunten opleveren voor beide groepen, vooral wat betreft de gespecialiseerde instituten. Het aantal hooggeschoolde specialisten is gering, de uitrusting is duur en de studenten zijn weinig talrijk. De mogelijkheid voor de professoren om contacten te onderhouden met collega's van eenzelfde en van andere specialiteiten zou groter zijn en voordelen opleveren voor beide groepen. Daarbij komt onbetwistbaar het probleem van de kerkelijke instituten die een grote aantrekkingskracht uitoefenen op vreemde studenten en die eigen inplantingen hebben te Leuven, zoals het Amerikaans college, het Iers college en het college van Latijns-Amerika, waar de contacten zeer belangrijk zijn en het aantal uitstekende mensen gering. Een overhevelingspolitiek, brutaal geformuleerd als ‘Walen buiten’ of zelfs onder vorm van een vriendelijke uitnodiging om verdere expansie elders te zoeken, heeft altijd iets hatelijks, iets intolerants dat op racisme lijkt en waarvoor louter academisch geen argumenten kunnen gevonden worden. Er zijn enkel politieke argumenten. Indien ik het probleem terugkaats naar het politieke vlak, dan is het niet omdat ik ermee verveeld zit en het van mijn schouders wil schudden, maar omdat het concreet tot het politieke terrein behoort. Ik wil deze bewering illustreren door twee typische uitspraken van personen die als Vlaamse extremisten bekend staan en die een actieve rol spelen in de strijd voor de totale overheveling. | |
[pagina 67]
| |
De eerste: indien België federaal was ingericht, en wij meester waren in eigen huis, zouden wij geen bezwaar zien in het verblijf van de Walen te Leuven. Dan zouden wij een Franstalige universiteit op ons grondgebied eerder zien als een verrijking dan als een gevaar. En de tweede uitspraak: indien de franssprekende professoren geen speciaal statuut en geen kastescholen hadden gevorderd, dan zou de eis tot overheveling waarschijnlijk nooit gesteld geworden zijn, en hadden wij ons wellicht tevreden gesteld met de autonomie. Het probleem-Leuven kan niet gescheiden worden van de andere Vlaamse problemen. Het is al te gemakkelijk ons een complex van minderwaardigheid aan te wrijven. Te Leuven betalen wij de Brusselse intolerantie ten opzichte van de Vlaamse cultuur en de a-sociale houding van de franssprekende kaste in Vlaanderen, de treurgang naar de zolang gevraagde culturele autonomie, het uitstel van de uitvoeringsbesluiten bij de taalwetten, het gebrek aan een Vlaamse hoger-onderwijs politiek en al het andere wat de Vlamingen ontstemt en grieft. Cultuur reikt verder dan toneel, schilderkunst, literatuur en muziek. Culturele autonomie veronderstelt dat men beschikt over de middelen om het universitair onderwijs en het wetenschapsbeleid aan te passen aan het karakter en de noden van de eigen volksgemeenschap. Indien in het verleden de behoeften aan eigen culturele ontplooiing spontaan waren opgevangen door degenen die politieke verantwoordelijkheid dragen, en niet slechts schoorvoetend werden toegegeven onder druk van extremistische partijen en straatrumoer, dan zou de huidige spanning te Leuven nooit zijn ontstaan. Leuven is als het ware het symbool geworden van een krachtproef, waarmee de Vlamingen het bewijs willen leveren van hun meesterschap in eigen huis. Het probleem kan niet door de academische instanties, maar alleen door overleg tussen de politieke partijen tot een oplossing worden gebracht. De financiële middelen die hiertoe nodig zijn kunnen niet gevonden worden binnen de universiteit, zelfs niet voor een minimale expansie. De huidige regering heeft trouwens de subsidiëring van de universiteiten verminderd met 8 t.h. De achterstand in de betaling van de staatssubsidies heeft voor gevolg dat wij verplicht zijn ons patrimonium te gebruiken of leningen aan te gaan tegen hoge rentevoet. Leuven krijgt per student de laagste subsidiëring van alle Belgische universiteiten. De slogan ‘il faut suivre la politique de son budget’ brengt mee dat wij enkel plannen kunnen maken in het ijle en luchtkastelen bouwen. | |
[pagina 68]
| |
De overheveling van de Franstalige sectie kan concreet gebeuren onder vier verschillende vormen.1. Verdubbeling van de kandidaturen. Dit wil zeggen dat een volledige franstalige universiteit behouden blijft te Leuven maar dat men als experiment ook kandidaturen zou oprichten te Waver. De voordelen van dit systeem zijn dat de Franse universiteit volledig blijft, terwijl het toch een zekere ontlasting zou meebrengen voor Leuven. Men vraagt zich evenwel af hoe de selectie zou gebeuren. Welke studenten zouden naar Waver gaan, tenzij enkelen waarvan de ouders de voorkeur geven aan een gesloten milieu, afgezonderd van de grote universiteit met haar gevaren. Wie zou te Waver gaan studeren, wanneer hij dezelfde kandidaturen aantreft te Leuven en te Brussel? Waver heeft in dat geval geen demografisch recruteringsveld. De oprichting van experimentele kandidaturen zou verdedigbaar zijn te Aarlen bij voorbeeld, maar niet zo dicht bij Leuven en Brussel. 2. Volledige overheveling van alle franstalige kandidaturen, zoals werd voorgesteld door de Vlaamse leden van de commissie-Leemans. Dit zou een werkelijke ontlasting meebrengen voor Leuven, vermits de helft van de franstalige studenten, plus gans de Franse faculteit van geneeskunde weg zouden zijn. De eenheid van de universiteit en de verdere samenwerking met de Nederlandse afdeling zou gewaarborgd zijn door de verdere aanwezigheid te Leuven van de Franse licenties en doctoraten. Deze formule is echter in academische milieus altijd op veel tegenstand gestuit. Dit kwam duidelijk tot uiting bij de voorbereiding van de wet van 1965, die de mogelijkheid bood om kandidaturen op te richten te Kortrijk. De professoren voelen zich afgezonderd; zij hebben geen contacten met collega's uit de licenties. Hun studenten leven niet in een echt universitair milieu. De franssprekenden zijn meestal sterk gekant tegen deze formule, omdat hun universiteit in dat geval zou verspreid zijn over drie campussen. Te Leuven zelf zouden zij zich geminoriseerd voelen, omdat zij er niet meer zouden beschikken over een volwaardige universiteit. Ook hebben zij pedagogische en wetenschappelijke bezwaren. 3. Volledige overheveling van bepaalde faculteiten. Het voordeel zou zijn dat een bepaalde discipline volledig bijeenblijft, maar deze formule wordt in academische milieus nog heftiger bekampt dan de horizontale splitsing tussen kandidaturen en licenties. | |
[pagina 69]
| |
Het is ten andere een feit dat de indeling in faculteiten meer en meer een kunstmatig karakter krijgt, en dat de interpenetratie van verschillende disciplines altijd groter wordt. Hierbij komt ook nog een financieel tegenargument: het heeft weinig zin de ganse infrastructuur van een universiteit uil te bouwen voor één of een paar faculteiten. 4. De volledige overheveling van gans de Waalse afdeling. Dit zou een duidelijke oplossing brengen voor Leuven en bovendien zou de eenheid van de franstalige universiteit bewaard blijven. Een voordeel zou ook zijn dat Leuven-Frans dan terechtkomt in haar eigen cultuurgebied. Het bezwaar kan enkel liggen in de prijs. De volledige overheveling van de Franse sectie is ongetwijfeld een dure oplossing, maar het is geen utopie. De universitaire investeringen moeten in de eerstkomende 15 à 20 jaar toch worden verdubbeld, hetzij te Leuven, hetzij elders. De groei van het aantal studenten en de bestendige uitbreiding van de wetenschappelijke noden maken die investering onafwendbaar. In 1968 moet er een nieuwe wetgeving komen betreffende de universitaire expansie. Uiterlijk tegen die datum moet het Leuvens probleem een principiële oplossing krijgen in het kader van het expansieprogramma voor gans het universitair onderwijs. Men hoeft zich geen illusies te maken: daar ook zal een compromis moeten gesloten worden tussen links en rechts, tussen vrijzinnigen en katholieken, tussen nederlands- en franssprekenden, tussen seculiere en reguliere onderwijsinstellingen. Maar zal het een oplossing zijn waar de wetenschap bij gebaat is en ook de taalvrede, of zal het uitsluitend liet resultaat zijn van een koehandel? Laten wij verhopen dat dit laatste niet gebeure. Indien niet alles goed wordt afgemeten, mag men een nieuwe revolte verwachten, waarvan het epicentrum niet noodzakelijk te Leuven ligt. De praktische realisatie van de te nemen beslissingen kan 10 à 20 jaar vergen. Intussen moet men te Leuven geen mirakelen verwachten. Wat mij betreft, het is mijn oprechte wens dat onze Alma Mater en ikzelf spoedig uit de actualiteit zouden verdwijnen. Professoren, assistenten en studenten hebben ook nog andere dingen te doen dan rond te lopen met de dwanggedachte dat zij een zending te vervullen hebben in verband met de structuur van onze universiteit. Zij mogen gerust zijn, de Vlaamse universitaire belangen te Leuven zijn in goede handen. En hiermee bedoel ik niet zozeer de mijne, dan wel deze van de Vlaamse academische raad, die aller vertrouwen tenvolle waardig is. |
|