't Kleyn lust-hofje vol van bruyloft-zangen, echt-liedekens, houwlijcx-baken en feest-gedichten
(1649)–Hendrik Jacobz. Soetenboom– Auteursrechtvrij
[pagina 339]
| |
Stemme: Courante Commune.GElijck door de Baren
Een Schip komt gevaren
Vyt d'onbetemde Zee, tot aen een goede Ree;
Zijn blijdtschap laet blijcken,
Zijn Zeylen laet strijcken,
Zijn Wimpels rollen uyt,
En met een trots geluyt
Doet donderen, daveren, klateren, na den eysch,
Zijn stucken grof, den Heer tot lof,
Van zijn behouden reys.
2. Soo laet ons oock singen,
| |
[pagina 340]
| |
En vreughde voort-bringen,
Mits door de woelery, van 't ongerust gevry,
De Bruydegom met lusten,
In d'haven der rusten,
Sijn Scheepje dese nacht
Geluckigh heeft gebracht,
Daer hy verwelkomt wordt van de Bruydt,
Die van sijn jeught, de grootste vreught,
In haer gesight besluyt.
3. Dies hy oock met reden
Is vol vroolijckheden,
En heeft de gansche vloot, sijn kennis t'saem genoot,
Om lustigh te blasen,
Vyt Roemers en Glasen,
En met een soet gelagh,
Te brengen voor den dagh
De meest vreught die nimmer is gesien,
En dat moet gaen, dus vanght het aen,
| |
[pagina 341]
| |
Wat wacht ghy jonge lien?
4. Elck moet hem hier setten
Om stijf te Trompetten
Op eenen glasen fluyt, vol goede Franse buyt,
En dan weer aenvangen,
De soetste gezangen,
Die oyt van Geesten zijn
Gezongen by den Wijn,
Nu Maeghden, seght, waerom beginje niet?
Elck voor sijn deel, rept nu zijn keel,
En singht een vroolijck Liedt.
5. Nu noobele Baesjes,
Waer blijven u Glaesjes?
Drinckt op de Bruydegom en Bruyts gesontheyt om:
Gaet wenschet daer mede,
Geluck ende vreede,
Met een verheught gelaet,
En kust malkander daer op rondom dries:
| |
[pagina 342]
| |
Elck maeckt sigh ree: dats een, dats twee,
Dats drie; dats op sen Fries.
J. J. Starter. |
|