herinnert, wil ik meer in mijn huis; God alleen blijft er binnen.
- Waar die huist, kan al eens een kwade dag aanbreken; maar zijn zegen blijft er toch.
- Aan mijn koren- en tarweland en veestal zou ik waarlijk meenen, dat die van hierboven mij weer bijstaat.
- Ja, Hij zegent u, dat is zichtbaar, evenals het duidelijk te zien is, dat Hij de hand van uw buurman Kleffer, terugtrekt.
- Kleffer is een ongelukkige kerel, die naar geen goeden raad luistert, maar met het hoofd door den muur wil.
- Gij ziet ook wat er van komt, Symen; zoo doodarm is Kleffer geworden, dat hij en zijn dochter van honger sterven, indien....
- Indien zijn gewezen ondermeester hem niet voorthielp.... en hoe gaat het met Rica?
- Slecht, zeer slecht; men moet geen dokter zijn om te zien, dat haar toestand uiterst gevaarlijk is.
- 't Is zonde; Rica is een allerbraafst meisje.... 't kind moet veel verdriet geleden hebben.
- En daarin ligt ook de eigenlijke oorzaak harer ziekte.... Zie ik Kleffer daar ginds niet? Ja, hij komt daar aanloopen.
Bleek van ontsteltenis, hijgend kwam de schoolmeester nader.
- Rica! Ach, Rica gaat sterven! gilde hij; komt spoedig.... zij ligt geheel buiten kennis.
Boerhave en Starbb hadden niet meer dan een minuut noodig om Kleffer's woning te bereiken. Toen zij het vertrek, waar de zieke te bed lag, binnentraden, opende deze de oogen, en sprak met een zachten glimlach:
- 'T is voorbij.... waar is vader?
- Hier ben ik, kind; is 't nu beter?