- Hoort gij dat, Kleffer? lachte de voorzitter der school-commissie.
- Wacht even, zei Kleffer; neen, dat gebeurt niet; waar zou ik mijn schijf zetten? Neen, dat gebeurt niet.
- Wat ik zeg, zal gebeuren, hernam de schoolopziener, met zijn wandelstok op de schrijfbank slaande; er is, zoo ik meen, nog een politie in het land.
- Kom eens af met uw gendarmen, veldwachters of andere sabeldragers, spotte Kleffer met het glas aan den mond.
- De eer u te groeten, zei de schoolopziener, die wel zag dat het niet gaan zou, de dronken kerels tot rede te brengen.
- Gaat ge al loopen? vroeg Kleffer; wacht even, ik had u nog een woordje te zeggen.
De schoolopziener had reeds de deur in de hand. Waggelend trad Kleffer nader, en sprak geeuwend:
- In den tijd hebt gij mij beloofd, mij een beter postje aan de hand te doen.
- Kleffer, ik zou liever gaan slapen.
- Neen, volgens uw belofte moest ik sedert lang onderwijzer benoemd zijn in een of andere stad....
- Het kleinste dorp is nog te goed voor een onderwijzer, die zoo schandig zijn plicht vergeet.
- Dan zijt gij geen man van uw woord, en dat is al veel schandiger.
- Kom, man, gij zijt dronken.
- Wat meer bescheidenheid, schoolopziener.
- Wat meer eerbied voor uw overheden, meester Kleffer.
- En wat heeft een schoolopziener in te brengen in een school zonder leerlingen?
- Dat zult gij vernemen vóór de week uit is.
- Dan wilt gij Kleffer misschien aanklagen?