De vrouw nam het stuk geld van de tafel en sprak met vastheid:
- Mijnheer, neem uwe aalmoes terug; het spijt mij u op dit oogenblik niet alles te kunnen weêrgeven.
- Neen, behoud dat geld, moeder, en volg mijne raadgevingen, sprak Bernardin.
- Neen, dat geld, zou mij geen geluk aanbrengen..... en daarbij wilde ik u iets zeggen, dat gij niet kwalijk moogt opnemen.....
- Zeg maar, moeder, wat is dat?
- Dat ik mijnheer vriendelijk bedanken moet voor zijne verdere bezoeken.
- Dat is niet erkentelijk voor al het goed dat ik u heb bewezen?
- Ik meende dat zoo dikwijls gij hier binnen kwaamt, er een engel in ons midden verscheen.
- Een engel! spotte de Giltburg, neen, ik ben geen engel.
- Ach, de Heere sta ons bij! riep de vrouw verschrikkend; zoudt gij de duivel niet wezen?
Bernardin trad de deur uit.
- Mijnheer gij vergeet uw vijffranc! riep de vrouw.
- Ik heb u reeds gezegd dat gij die laatste aalmoes kunt behouden, zeide hij heen gaande.
De vrouw wierp het geldstuk voor zijne voeten neder en sprak, haren ouden weldoener bang beziende:
- En ook, wat gij sedert eenige dagen hebt gegeven, breng ik u weder, zoodra ik wederom kan werken.
- Neen, dat blijft u geschonken; ik gaf het u immers uit een goed hart?
De vrouw had de deur achter zich toegetrokken;