Voorwoord.
Na de lezing van ‘het Wonder van Saint-Hubert’ hoor ik den lezer de opmerking maken:
- Welke zonderlinge stof!
Met welke sombere kleuren heeft de schrijver ditmaal geschilderd!
- Ja, de kleuren mijner schildering zijn somtijds eenigszins somber, dat moet ik bekennen; doch men make daar geen kritiek van. Men zie niet zoo zeer naar de kleuren zelve, dan wel naar de wijze, waarop zij op het doek werden gebracht,
Mijn doel was een boek te schrijven, waarin ik aan den katholieken lezer geloof en ongeloof, het eerste met al zijnen luister, het tweede met al zijne afschuwelijkheid wilde afschilderen; - een boek welks lezing den booze niet slechter kan maken, en den braven in de deugd wellicht zal versterken.
Heb ik dat doel bereikt, dan moet er weinig aan gelegen zijn, of ik mijne bloemen op de balzaal, in de bekoorlijke wandeldreven van bruid en bruidegom heb