En toen het pitje weer brandde, riep hij:
- Nog twintig!
De wildkooper had het oog op iemand, die in een anderen hoek der kamer zat te rooken, en zoodra deze de pijp even uit den mond trok, riep hij, den toon, waarop Brinkpoel had gesproken, nabootsend:
- Nog veertig!
Dat zou de duivel! morde de oude boer; hij keek of de kleine vlam van het pitje weer boven het tinnen bord flikkerde, en knikte toen met het hoofd.
- Zet Brinkpoel nog twintig hoogen? vroeg de notaris die zijn hoofdknik toch wel verstond.
De wildkooper keek naar den anderen hoek der kamer, en toen hij zag dat de rooker wederom de pijp uit den mond trok, richtte hij zijn blik naar den notaris, en knikte evenals Brinkpoel ook met het hoofd.
- Nog veertig? vroeg de notaris.
De wildkooper knikte nog eens.
Men blies al wederom het licht uit, en ontstak een ander.
- Indien ik het niet deed voor de arme weduwe, zei Brinkpoel stil tot eenige kennissen die met hem aan dezelfde tafel zaten, wilde ik het goed voor driehonderd gulden aan mijn naam niet... kost het nu reeds niet bij de duizend?
- Het pitje brandt, fluisterde men hem in het oor; pas op, Brinkpoel!
- Kom, dan nog twintig! riep hij; en dan is 't uit ook... gek ben ik nog niet.
- Kom, dan nog veertig! riep Peulwijk op denzelfden toon; ook ik heb nog mijn vol verstand.
De heele kamer schaterde, vooreerst om de nabootsing van toon en voornamelijk omdat Brinkpoel zoo lastig werd.
- Dat heeft iets in, zei Bavo met het hoofd schuddend;