- Neen, daar is geen bezwaar in; heel het dorp kent haar, zei Harwoud.
- Dezen morgen sprak ik over dat alles met mijnheer Veldenus, hervatte Kolp; en die is van gevoelen, dat de oude Brinkpoel, een rechte moeial, met al die getuigschriften een groote verantwoordelijkheid op zich neemt...
- De man meent het goed.
- Laat mij voortgaan, zei de veldwachter; eene verantwoordelijkheid op zich neemt, waarmee hij al zeer licht, zich groote moeilijkheden op den hals kan halen.
- Denkt gij dat? vroegen de twee boeren; ga eens verder, Kolp.
- Ik denk, doch 't blijve onder ons, dat mijnheer Veldenus iedereen den raad geeft zich uitsluitend met zijn eigen zaken te bemoeien.
- Dat is altijd 't verstandigste.
- Een burgemeester tegen 't hoofd loopen, fluisterde de veldwachter, is altijd gevaarlijk; moet ik mij nader verklaren?
- Ja, een burgemeester is en blijft altijd een man die veel te zeggen heeft, meende Harwoud.
- En een boer is altijd maar een boer, voegde Klinkert er bij.
- Hebt gij beiden mijnheer Veldenus niet eens noodig gehad, betrekkelijk den weg die daar ginds langs den draaiboom van uw buurman loopt? vroeg Kolp.
- Zeker, zeker, iedereen weet het, antwoordde Harwoud; en zit die zaak nog wel geheel effen?
- Welnu, denk aan dat alles.
- Harwoud, zei Klinkert, ik wilde over dat alles wel een paar dagen nadenken.
- Wel, ik ook, antwoordde zijn buurman; wat moet