moeten bekend maken? riep hij verontwaardigd; ja, dat doe ik.
- Neen, vader, dat zult gij niet doen, indien Narda nog iets te zeggen heeft.
- Heel 't dorp moet het gebeurde van de tien centiemen kennen; overal ga ik rondbellen, dat...
- Foei! vader, onderbrak het meisje, dat ware niet kiesch, niet edelmoedig... gij zult toch niet, vader?
- Gij weet wel, dat vader het toch niet doen zou, antwoordde hij glimlachend; vader is zoo boos niet als men wel denkt.
Hij ging naar de kas, haalde twee goudstukken uit zijn geldbeurs, en legde die bij 't opgehaalde zilvergeld op de tafel.
- Dat is veel grootmoediger, dan de huichelarij van een buurman door het dorp rond te bellen, lachte Narda; leg er liever nog een goudstuk bij.
- Gij zijt een verstandig meisje, zei hij; kuste haar op het voorhoofd, en haalde nog een goudstuk uit de beurs.
Nog dienzelfden avond bracht Brinkpoel het bedrag der opgehaalde aalmoezen naar de woning der weduwe Horbaak, met de verklaring dat hij persoonlijk instond voor de rekening van den geneesheer. Ook zegde hij een brave vrouw te hebben gevonden, welke zich wel wilde gelasten voor een paar weken, de weduwe en haar twee kinderen op te passen. Zij had reeds den ouderdom bereikt, waarin de mensch minder vatbaar is voor de besmetting der rotkoorts.
- Ook het dagloon der ziekendienster, voegde hij er bij, blijven ten mijnen laste, en indien gij verder iets mocht noodig hebben, gij weet toch waar Brinkpoel en zijn dochter wonen.
Lezer, wilt gij nu nog weten, hoe het verder met de