- Dit kwam ik u juist boodschappen, heer Graaf, antwoordde de officier.
- Verklaar u; wat zegt gij daar?
- Zooals ik de eer heb u te zeggen.
- Dat het leger...?
- Van prins Maurits in aantocht is.
- En wie heeft dat nieuws gedroomd? vroeg de Graaf, terwijl hij ongeloovig met het hoofd schudde.
- Men heeft de ruiters van het Staatsche leger gezien, heer Graaf, zei de officier op vasten toon.
- Wie?...
- Ik zelf, antwoordde de ruiter, beleefd het hoofd buigende.
- En wat hebt gij gezien, mijn dappere ruiter?
- Een grooten hoop paardenvolk, hetwelk de kleine brug, op den weg naar Ravels, bezet houdt.
- Voorzeker eene bende stroopers, die op hunne gewone brandschattingen uitgaan?
- Voor zooveel mij de duisternis toeliet, heb ik het aantal op verscheidene vaandels geschat, heer Graaf.
- Onmogelijk! zei Varax, met het hoofd schuddend.
- Het is zoo, waagde de luitenant eerbiedig; zelfs beweert men, dat 't geheele dorp Ravels wemelt van krijgsvolk.
- Maar welk doel kan de vijand hebben? Of wil die onbezonnen Maurits ons bang maken.
De officier hief, zonder te antwoorden, den schouder op.
- Neen, dat is onmogelijk! ging Varax voort; in alle geval, zeg aan Ritmeester Richardi, dat hij zijn vaandel terstond doe opzadelen en de aangeduide plaats ga verkennen.
De luitenant ging de deur uit, om het gegeven bevel te volbrengen.
- Geen genade voor die benden, morde Varax, in