maar wat hebben schoutet en schepenen heden zoo al te zeggen? Volstrekt niets; hij knipte met den duim over den wijsvinger.
- Niet te haastig, zei Terus; eergisteren kwam prins Willem, zooals de jood mij vertelde, uit Brussel in Antwerpen aan en oogenblikkelijk deed hij drie beeldstormers gevangen nemen, en, raadt eens.... op de groote markt ophangen.
- Als het hier in de Vrijheid zoo ook maar niet gaat! mompelde Coba even verbleekend.
- Zoodra prins Willem, of wie het ook zij, bij voorbeeld de Drossaard van Brabant of iemand anders van dat soort, den voet op het grondgebied der Vrijheid zet, scheep ik in, en ga de meet over, glimlachte de rederijker.
- Maar wij? kunnen wij huis en erf in den steek laten? zuchtte zwarte Coba.
- Met uw oud gebeente kunt gij doen wat gij wilt, zei de rederijker; ik voor mij houd altijd een oog in 't zeil, en 't mag een wakker man heeten, die mij in handen krijgt.
- En weet gij wat de jood mij nog zegde? zoo vervolgde Terus, dat de stadsoverheid acht vendels stadsknechten, allen geboren poorters, tegen soldij, heeft aangeworven.
- Dat is zestien honderd man, zei de rederijker de oogen opentrekkend; dat is geene kleinigheid!
- Men noemt ze daar papenknechten, zei Terus.
- In de Vrijheid geeft men hun denzelfden naam.
- En wat zetten de wachters in de Vrijheid zoo al uit?
- Het schijnt dat zij hier en daar den een of anderen landlooper hebben aangehouden, die in de Vrijheid, Oud-Turnhout en voornamelijk Corsendonck een of ander gevonden had.
- Waarom doen die kerels niet zoo als wij en brengen zij hun bootje niet terstond in behouden haven? zei Coba; 't is verdiend loon.
- Weet gij wat mij de jood nog zegde? hernam Terus; dat de poorters verplicht zijn des avonds alarmlantaarns aan de deuren uit te hangen.
- Des avonds veel licht is altijd eene gevaarlijke zaak voor