- Och, neen; ik zeg alles maar zoo als ik het meen.
- Nu, laat ons bedaard spreken; gij weet dat ik oneindig veel over heb, voor uwe kinderen....
- Daarvan ben ik overtuigd.
- Dat ik hen gaarne gelukkig zoude zien, en daarom ook heel mijn fortuin, dat nog al aanzienlijk mag heeten, na mijnen dood hun alleen zal toebehooren.
- Duizendmaal dank, in naam van Nella en Raphaël.
- Doch om Gods wil maak dat men den jongen, dien ik zoo liefheb, toch niet ziek make..... mijnheer Palmm, een ervaren man, keurt de handelwijze van Nella even als ik ten hoogste af.
- Mijnheer Palmm....?
- Die u en uwe kinderen veel, zeer veel achting toedraagt.
De schoolmeester dacht bij zich zelven, dat Palmm wel een oog konde hebben op zijne dochter, en hierin zijdelings werd aangezet door zijn broeder Volpard.
- Nu, om op Raphaël weder te komen, het kind loopt geen het minste gevaar; dat neem ik op mij.
- Met al die verwarring zijner denkbeelden, met al die overspanning des geestes.....
- Och, kom, is dat nu om te lachen?
- Zal men het kind ziek maken, en God weet....
- Ik heb nog nooit iemand zien sterven, door het aanleeren van ons oud, katholiek geloof.
- Wat zijt gij een achteruitkruiper! Gij moest een paar eeuwen vroeger geleefd hebben.
- Indien iemand mij daarover eerst had geraadpleegd, zou ik volgaarne den weg des levens een paar eeuwen vroeger hebben afgelegd,
- Ik niet.
- Ik wel, dan had ik toch ten minste het geluk gehad in een tijd te leven, dat de menschen braaf en eenvoudig zich hielden aan het oude en het goede.....
- Gij verstaat u zelven niet.
- Dan had ik den tijd niet hoeven te beleven, zoo als die